Flugblatt der Autogegner, 1925. Sammlung Automobilklub Schweiz

Graubünden autovrij tot 1925

Het kanton Graubünden telde in december 1925 welgeteld 136 personenautos, in 1967 waren dat er 24 000, in 2020 ongeveer 115 000 op 200 000 inwoners.

Het kleine aantal auto’s in 1925 kwam door het totale autoverbod van 1900-1925. Gemotoriseerd verkeer door het ‘monster luxurius’ of de ‘dubius vehichels was strikt verboden.

De toeristen kwamen of per trein of moeten hun auto aan de kantongrenzen laten staat en met de paardenkoets verder gaan. Het kwam zelfs voor dat de auto door paarden werd getrokken.

Bevorderlijk voor het toerisme en de economische ontwikkeling was het uiteraard niet.  De emoties liepen bij de in totaal tien referenda in deze periode hoog op.

De tegenstanders zagen de auto vooral als bedreiging voor de veiligheid, klassieke paardenkoets, paardenhandel, vrachtvervoer met lastdieren en een concurrent voor de net aangelegde spoorwegen.

Voorstanders zagen vooral de economische voordelen vanwege de toeristen en vrachtvervoer. In ieder geval hadden de tegenstanders tot 1918 in vijf referenda de overhand. Tussen 1918 en 1925 zouden nog vijf referenda volgen.

Op 13 maart 1921 werd het gebruik om medische redenen, brandweer of bepaalde andere beroepen per referendum toegestaan. Tenslotte was een meerderheid op 21 juni 1925 voor het toestaan van gemotoriseerd verkeer, auto’s, motoren en vrachtauto’s.

Van milieuoverwegingen, verkeerveiligheid of beperking vrachtverkeer was (nog) geen sprake. Honderd jaar later staat juist het terugdringen van het auto- en vrachtverkeer  en de belasting voor het milieu volop in de belangstelling.

(Bron: Felici Maissen, Der Kampf ums Automobil in Graubünden, Automobilklub der Schweiz, Sektion Graubünden, 19