Albulapas, Kanton Graubünden. Foto/Photo: TES.

De Albulapas door de eeuwen heen

De Albulapas in kanton Graubünden was vanaf de verovering door de Confederatie van de Italiaanse gebieden in de Veltina rond 1500 een belangrijke handelsweg en strategische pas. Kooplieden, Säumer genaamd, vervoerden met ezels, paarden en muildieren wijn vanuit Italië en zout, granen en rijst uit Tirol. Ze namen naar het zuiden vee, melkproducten, ertsen en metalen uit Bergün (Bravuogn in het Romaans) en Filisur mee.

In 1548 kwam er bovendien een postdienst, die ook personen in diligences, grote door zes of acht paarden getrokken koetsen, over de pas vervoerde. De Franse koning, sinds 1516 een bondgenoot van de Confederatie van dertien kantons en hun geallieerden, waaronder de Freistaat der drei Bünde, het huidige Graubünden, initieerde in dat jaar de postdienst naar de Republiek Venetië.

Hoewel ook de passen Splügen en Septimer in belang toenamen, bleef de Albulapas een belangrijke verkeersweg voor personen, post en goederen. In 1866 was de ruim vier meter brede verkeersweg tussen Bergün en Le Punt in het Oberengadin gereed. De reis van Chur naar St. Moritz duurde ‘nog maar’ veertien uur. Dit kwam het toerisme zeer ten goede.

 

Landwasserviaduct, Filisur. Foto: TES

De Albulabahn in 1903 verkorte de reisduur tot enkele uren. Vanwege het verbod van auto’s in het kanton duurde het tot 1925 voordat auto’s de pas konden gebruiken. De Albulabahn, het beroemde Landwasser viaduct bij Filisur en de bijna zes kilometer lange Albulatunnel zijn sinds 2008 geregistreerd als UNESCO-werelderfgoed van de Rätische Bahn. Tegenwoordig is de Albulapas geen belangrijke verkeersweg, maar voornamelijk een toeristische route en een pas voor lokale reizen.

De Albulapas maakte in de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) onder de naam de Sperre Albula deel uit van de verdedigingslinie, het Reduit, in de Alpen onder leiding van Generaal Henri Guisan (1874-1960). Iedere pas in het kanton was in deze periode een vesting van rotsen, bunkers en stenen obstakels.