Blick in die Ausstellung. © Ruedi Habegger, Antikenmuseum Basel und Sammlung Ludwig

Ave Caesar. De Galliërs aan de Rijn groeten u.

De tentoonstelling “Ave Caesar! Römer, Gallier und Germanen am Rhein” toont de betrekkingen tussen de beschavingen van het Middellandse Zeegebied en de stammen van de Kelten (of Galliërs) en Germanen aan de Rijn.

De gastheer Gaius Julius Caesar (100–44 v. Chr.) en opvolgers, legionairskamp bij Nijmegen, marmor, einde 1. Eeuw v. Chr. ©  Rijksmuseum van Oudheden, Leiden

De Kelten zijn een verzamelnaam voor vele onafhankelijke stammen die in Midden- en West-Europa leefden. Zij hadden een gemeenschappelijke cultuur met veel regionale verschillen, maar kenden geen Keltisch schrift en waren geen politieke eenheid. De Germanen is de verzamelnaam van de stammen aan de rechteroever van de Rijn.

De directe bronnen zijn de archeologie en Romeinse en Griekse auteurs. Toch bestaat er tegenwoordig een goed beeld van de Keltische samenleving. De termen Galliërs en Kelten worden synoniem gebruikt en zijn afkomstig van Griekse (Keltoi/Galatae) en Romeinse (Galli/Celtae) auteurs.

Deze tentoonstelling concentreert zich met name op de Kelten op de linker Rijnoever in de regio Bazel in de periode van 500 v. Chr. tot 260 n. Chr. Zij maakt deel uit van het project ““Der Rhein/le Rhin. 3 Länder-38 Ausstellungen/ 3 Pays – 38 expositions“.

Ingekleurde kaart met Rijnsteden op een kopie van de De Tabula Peutingeriana

De Rijn was toen al grens en slagveld, een communicatie- en handelsroute en plaats van uitwisseling van mensen en culturen. Tot de komst van de Romeinen waren er echter geen bruggen. De scheepvaart op de Rijn bestond weliswaar al, maar kwam pas tot grote bloei tijdens de Romeinse overheersing, van Bazel tot Nijmegen in Nederland.

Maquette Rijnpraam, schaal 1.22,5, c. 150 n. Chr. Origineel van Vleuten-De Meern. Leengebruik: D. Usher

De komst van de Romeinen veranderde de Keltische samenlevingen aan de Rijn ingrijpend. Na hun vertrek rond 400-410 n. Chr. resteerde de Gallo-Romeinse cultuur. De Alemannen en Franken vulden het vacuüm dat de Romeinen achterlieten, maar dat is een ander verhaal.

De Keltische Vorsten

Het eerste deel van de tentoonstelling “De Keltische Vorsten” (Keltischer Fürstensitz)  gaat over de Keltische samenleving rond 500 v. Chr. De Kelten onderhielden toen al nauwe contacten met de mediterrane (Griekse en Etruskische) wereld, eeuwen voor de komst van de Romeinen.

De Kelten importeerden wijn en luxegoederen en exporteerden vooral metalen, zout, bont en slaven. De Rhône en zijn zijrivieren Doubs en Saône waren toen belangrijke verbindingswegen. De handel bleef niet beperkt tot goederen, er was ook een levendige culturele uitwisseling.

Zegelring en schrijfgerei, 2e-vroeg 1e eeuw v. Chr., Basel-Gasfabriek. Archäologische Bodenforschung Basel-Stadt.

De kleinste archeologische vondsten hebben vaak de grootste betekenis. De ontdekking van Keltisch schrijfgerei en zegelring in Bazel om contracten te bevestigen bevestigt het gebruik van het Griekse schrift door kooplieden. Dit was al bekend van kooplieden uit Genava (Genève), bewoond door de Keltische stam van de Allobrogenen. Na 52 voor Christus en vooral na 15-13 voor Christus nam het Latijn deze functie steeds meer over.

 De Keltische nederzetting

Het tweede deel gaat over de Keltische nederzetting (Keltische Siedlung). Julius Caeser noemde deze versterkte nederzetting een “Oppidum” in zijn De Bello Gallico. In Bazel was deze gevestigd op de Münsterhügel (naast de Kathedraal).

De Murus Gallicus, Münsterhügel, drie meter onder de grond

Er bestonden honderden grotere en kleinere oppida, onder andere in Avenches of op de Mont Vully in Zwitserland,  Bibracte in Frankrijk of diverse plaatsen in Duitsland en Oostenrijk. De Keltische paalbouwwoningen, zo prachtig gereconstrueerd in Wauwil en in het Laténium in Hauterive, laten een andere Keltische geschiedenis zien.

Tussen 58 en 52 v.C. maakte Gaius Julius Caesar (100-44 v.C.) gebruik van de strijd tussen de Keltische stammen en breidde de Romeinse heerschappij uit tot aan de Rijn. Hij versloeg de stammen uit Zwitserland in 58 voor Christus bij Bibracte en veroverde heel Gallië in 52 v. Chr. De Romeinen stichtten rond 44 v. Chr. de steden Colonia Augusta Raurica (Augst) en Colonia Equestris Noiodunum (Nyon).

Rond 15-13 v. Chr. veroverden de Romeinen heel Zwitserland. De romanisering begint. De Romeinen vestigden talrijke militaire kampen op de linkeroever van de Rijn om de veroverde gebieden te beveiligen. Onder andere in Vindonissa (Windisch). Deze dienden als basis voor campagnes tegen de Germaanse stammen op de rechter Rijnoever.

Tienduizenden Romeinse officieren, soldaten, bestuurders, kooplieden en burgers verbleven langs de Rijn. Zij stimuleerden de plaatselijke economie en handel en breidden de infrastructuur langs de Rijn uit met bruggen, wegen. havens en opslagplaatsen. Een modern wegennet garandeerde de aanvoer van troepen en voorraden naar de grens.

 Het Romeinse legerkamp langs de Rijn

Het derde deel (Römisches Legionslager) laat zien hoe de legionairs leefden en hoe de campagnes tegen de Germanen op de rechteroever van de Rijn verliepen. Vanaf ongeveer 85 n. Chr. werden de veroverde gebieden Romeinse provincies. Aan de Bovenrijn bezetten de Romeinen dan ook grote (Germaanse) gebieden op de rechter Rijnoever.

Het Romeinse landgoed

De agrarische ontwikkeling en de romanisering buiten de steden is het volgende onderwerp. Meer dan 90% van de inwoners woonde buiten de stad. De elite bezat ook altijd landgoederen op het platteland. Dit waren grote villa’s met een deel bestemd voor de landbouw. Deze samenleving komt aan de orde in het vierde deel “Romeins landgoed” (Römischer Gutshof).

De Romeinse kolonie

Het laatste deel van de tentoonstelling (Römische Kolonie) laat zien hoe de Romeinse (stads) cultuur zich vestigde in de veroverde gebieden. Steden worden gebouwd en gesticht naar Romeins model, met stenen gebouwen, theaters, amfitheaters, badhuizen, tempels en andere openbare gebouwen, een efficiënte watervoorziening en wegennet.

De eerste met naam bekende inwoner van Bazel, de Romeinse soldaat Titus Torius, 20 v. Chr-20 n. Chr. Archäologische Bodenforschung Basel-Stadt.

Lucius Giltius Cossus, zoon van Celtillus. Priester voor de keizercult. Augusta Raurica, 50-150  n. Chr. Een van de eerste bekende inwoners van Augusta Raurica.

Augusta Raurica telde rond 200 n. Chr. bijvoorbeeld rond de 15 000 – 20 000 inwoners, duizend jaar later nog slechts enkele honderden ! Het illustreert de groei, bloei en welvaart langs de (Boven) Rijn in de Romeinse tijd. En Augusta Raurica was maar een van vele nieuwe steden in het Romeinse Rijk en langs de Rijn in het bijzonder.

De verstedelijking, de schriftelijke Latijnse cultuur, de handel, de Pax Romana en een uniforme munt in het Romeinse Rijk laten ook de economie en welvaart aan de Rijn bloeien.

Na 260 n. Chr

De economische en politieke situatie verslechtert echter door Germaanse invallen, inflatie, Romeinse burgeroorlogen en epidemieën vanaf het einde van de 2e eeuw na Christus. Het was in deze periode niet alleen kommer en kwel. Diverse generaties leefden nog in relatieve voorspoed en rust en verschillende keizers slaagden erin de vrede te handhaven en reorganisaties door te voeren. Rond 400-410 na Christus verlieten de laatste Romeinse legioenen echter voorgoed het gebied ten noorden van de Alpen.

Conclusie

De overzichtelijke, goed gedocumenteerde en gevisualiseerde tentoonstelling geeft aan de hand van de drietalige (Engels, Duits, Frans) audiopresentatie en de gedegen catalogus een goed beeld van deze tijd aan de Bovenrijn voor en tijdens de Romeinse overheersing.

Ter lering en vermaak is ook een kaartspel Vade Mecum beschikbaar. De inhoud heeft als zwaartepunt de regio Bazel, maar is toepasbaar op de Bovenrijnregio, zoals diverse andere musea, publicaties en onderzoeken in deze regio aantonen.

Bron en verdere informatie: Antikenmuseum Basel und Sammlung Ludwig

Korrektorin: Petra Ehrismann