Aan het begin van de 20e eeuw begon een groep schilders onder leiding van Henri Matisse, André Derain en Maurice de Vlaminck aan een revolutionair experiment met kleur.

De kunstcriticus Louis Vauxcelles beschreef hen in een artikel uit 1905 als “Fauves”. Dit was een manier om te wijzen op de breuk die ze maakten met academische conventies, door hun expressionistische gebruik van kleur, hun ongebruikelijke en vaak ruwe combinaties van tonen en hun weigering om de kleuren van de natuur identiek te reproduceren.

Het fauvisme was de eerste avant-gardebeweging van de twintigste eeuw. Voor een korte periode, van 1904 tot 1908, zette het de toon in de artistieke metropool Parijs.

De invloed zou nog veel langer voelbaar zijn. Onder anderen Georges Braque, Raoul Dufy en Kees van Dongen sloten zich bij de beweging aan. Dit was het einde van de Belle Époque, in een tijd waarin de moderne samenleving in de grote steden zich snel ontwikkelde. De mobiliteit nam toe en reclame en toerisme werden ware industrieën.

De tentoonstelling stelt deze beweging, die zo’n impact had op de moderne tijd en haar kunst, in de context van het Parijs aan het begin van de twintigste eeuw.