Nord- und Ostfassade der Kapelle, Notre-Dame-du-Haut, Ronchamp. © Foto: Lea Meienberg

Zeven fotografen bezochten zeven beroemde gebouwen van Le Corbusier (1887-1966) in Frankrijk en Zwitserland. Le Corbusier zelf gebruikte de fotografie doelbewust om zijn talent en zijn visies uit te dragen.

Maar hoe bekijkt fotografie tegenwoordig de werken van Le Corbusier? Voor de tentoonstelling (Architekturikonen neu gesehen) bezochten zeven fotografen zeven sleutelwerken van Le Corbusier. Bezoekers krijgen zo een nieuwe kijk op zijn bouwkunst.

Jürg Gasser was te gast in de Villa “Le Lac” (1923-1924), het huisje dat Le Corbusier voor zijn ouders bouwde in Corseaux aan de oever van het Meer van Genève. Arthur Zalewsky fotografeerde de Villa Savoye (1928-1931) in Poissy bij Parijs. Katharina Bayer bezocht de Unité d’habitation (1946-1952) in Marseille, een enorm woonblok, dat als verticale tuinstad staat voor de Wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Seraina Wirz reisde naar zijn zomerresidentie Cabanon (1951-1952) in Roquebrune-Cap-Martin. Lea Meienberg ging de uitdaging aan van de kapel van Notre-Dame-du-Haut (1951-1955) in Ronchamp bij Belfort. Rasmus Norlander bezocht het klooster van Sainte-Marie de La Tourette (1953-1960), het betonnen bouwwerk dat hij voor de orde der Dominicanen in Éveux bij Lyon bouwde. De bijdrage van Erica Overmeer is een portret van het Pavillon, zijn laatste gebouw (1963-1967).

Op de begane grond zijn zeven witte architectonische maquettes van de gebouwen te zien, identiek qua schaal en materiaal.