Landschapsschilderkunst 1500-1800
De tentoonstelling presenteert een panorama van de landschapsschilderkunst met ongeveer 60 werken uit de periode tussen 1500 en 1800 in Vlaanderen, Nederland en Italië. De landschapsschilderkunst is pas eind vijftiende en begin zestiende eeuw als zodanig een motief. De presentatie opent met laatmiddeleeuwse schilderijen waarin het doel van het landschap is de weergave van een Bijbelse scène te verlevendigen en in het beste licht en perspectief te presenteren. Daarna volgen Nederlandse en Italiaanse landschappen uit de 16de en 17de eeuw. De Renaissance en later de Reformatie en de Barok maken dan de weg vrij. Omdat Bijbelse taferelen niet meer gevraagd waren.
Werken van de Vlaamse schilder Jan Brueghel de Oude (1568-1625) luiden in de 17de eeuw de hoogtijdagen van de landschapsschilderkunst in, omdat Nederlandse kunstenaars zich losmaken van religieuze motieven en een rijke traditie van puur landschap ontwikkelen. Er zijn werken te zien van onder meer Hendrick Avercamp (1585-1634), Jan van Goyen (1596-1656), Jacob van Ruisdael (1628-1682), Nicolaes Berchem (1620-1683) en Margareta de Heer (1603-1665).
De presentatie van Nederlandse landschappen wordt gevolgd door schilderijen die in de 17de eeuw in Italië zijn gemaakt, waaronder werken van Domenichino (1581-1641), Salvator Rosa (1615-1673) en twee schilderijen van Claude Lorrain (1600-1682).
De tentoonstelling eindigt met een perspectief op artistieke productie aan het begin van de 20e eeuw en de vertegenwoordigers van de moderniteit. In hun landschappen introduceren kunstenaars, bijvoorbeeld Van Gogh, Segantini en Monet, een reactie op de landschappen van de oude meesters.