Het Castrum Rauracense van Augusta Raurica

Het is tegenwoordig moeilijk voor te stellen, maar de dorpen Augst (kanton Basel-Landschaft) en Kaiseraugst (kanton Aargau) vormden in de Romeinse tijd (13. v. Chr.-410 n. Chr.) het grootste conglomeraat op het grondgebied van het huidige Zwitserland.

De twee andere grote steden destijds waren Aventicum (Avenches) en Colonia Iulia Equestris (Nyon) in het huidige kanton Waadt.

Augst en Kaiseraugst vormden de Romeinse Colonia Augusta Raurica, vernoemd naar de Keltische stam Rauraken en keizer Augustus. In het Ratshaus van Bazel staat een standbeeld van de stichter Lucius Munatius Plancus (87-15 v. Chr.).

Lucius Munatius Plancus, de stichter van Augusta Raurica (maar niet van Bazel!)

Augusta Raurica lag aan de Rijn en was in derde eeuw een belangrijke stad aan de grens (Limes) met de Germaanse stammen. Rond 300 n. Chr. bouwden de Romeinen om deze reden het grootste fort in Zwitserland: het Castrum Rauracense. Het kasteel geldt ook internationaal als een belangrijk erfgoed uit de laatromeinse tijd.

De afmetingen zijn 292 bij 155 meter. De omvang duidt ook op het belang van deze grensplaats in de verdedigingslinie. Het kasteel had waarschijnlijk ook een bestuurlijke functie. In ieder geval toont het nabij gelegen museum Augusta Raurica het dagelijkse (rijke) Romeinse leven. Het museum herbergt onder andere de Kaiseraugster Silberschatz

Aan de andere kant van de Rijn en aan de andere kant van de Brug stond toen een kleiner fort, waarvan de restanten tegenwoordig ook nog te zien zijn.

De muren van het kasteel in Kaiseraugst staan er deels nog. Ze geven een indruk van de omvang van het complex. Archeologen zijn er ook in geslaagd een redelijk betrouwbare reconstructie te maken.

Na ruim 1 700 jaar zijn de muren echter aan een grote onderhoudsbeurt toe om de gevolgen van vorst, neerslag en wind zo goed mogelijk te repareren.

Zoals bekend staat een van de oudste bisschopszetels van Zwitserland ook in Kaiseraugst aan de oevers van de Rijn. Ook deze plek is toegankelijk voor het publiek.

De St. Gallus kerk, 5e eeuw

De tweetaligheid van Biel/Bienne

Na de Keltische en Romeinse tijd lag Seeland in het Driemerengebied (de meren van Biel/Bienne, Morat/Murten en Neuchâtel/Neuenburgersee) aan de rand van het Bourgondische koninkrijk (443-534).

De bevolking bestond uit geromaniseerde Kelten van de stam van de Helvetiërs. Dit wordt geduid met de term Gallo-Romeins. De taal was vulgair Latijn, dat wil zeggen een Latijns dialect met veel Keltische invloeden.

Na de immigratie van de Duitstalige Alemannen van de vijfde tot de zevende eeuw vormde zich in de omgeving van Biel/Bienne een Gallo-Romeinse/Alemannische bevolking. Pas in de 8e eeuw werd het Germaanse cultuurelement dominant ten koste van het Latijnse element. Biel/Bienne is echter nog steeds tweetalig.

In de 11e en 12e eeuw breidden de prins-bisschoppen van Basel hun heerschappij in de Jura verder uit; daarbij ondervonden zij concurrentie van de Franstalige graven van Neuchâtel en Neuchâtel-Nidau.

De invloedssfeer van deze dynastie strekte zich uit van de meren Neuchâtel  en Bienne en de hoogten van de Jura tot Grenchen en Büren an der Aare en omvatte in de 12e en het begin van de 13e eeuw ook kasteel Nidau, aan de rand van Biel. Dit kasteel is rond 1140 gebouwd en nog steeds in goede staat te bewonderen.

Tussen 1225 en 1230 stichtte de bisschop van Bazel de stad Biel als uitvalsbasis tegenover het oudere bastion Nidau. In 1275 verleende koning Rudolf van Habsburg (1218-1291) de stad Biel stadsrechten.

Anoniem, Biel omstreeks 1830. Neues Museum Biel

De alliantie met het Duitstalige Bern, een “eeuwige alliantie” sinds 1352, bracht Biel in de Confederatie. In de 15e eeuw werd de positie van de stad geconsolideerd. Biel was een soevereine stad in de Confederatie.

Als bondgenoot van Bern, Freiburg en Solothurn verkreeg de stad de status van ‘zugewandter Ort’, maar bleef verstoken van een confederatieverdrag.

De bekering tot de reformatie was in 1528. Met de Franse Revolutie ontstond er een nieuwe situatie voor Biel. Op 6 februari 1798 trokken Franse troepen de stad binnen.

Biel werd bij Frankrijk ingelijfd als het “Canton de Bienne”. Het kanton behoorde aanvankelijk tot het Département du Mont-Terrible, vervolgens van 1800-1813 tot het Département du Haut-Rhin.

Na de definitieve nederlaag van Napoleon in 1815 herleefde de hoop op een eigen kanton. Biel werd echter, samen met het grootste deel van het grondgebied van het vroegere prinsbisdom Bazel, toegewezen aan het kanton Bern.

In de bloeitijd van de horlogerie in de negentiende en begin twintigste eeuw trokken duizenden Franstalige vaklieden uit de Franstalige kantons Jura, Vaud en Neuchâtel naar Biel. Dit versterkte weer de positie van het Frans en Biel werd steeds meer Bienne.

Dit is sindsdien de situatie. Biel/Bienne wordt ook wel de meest tweetalige stad van het land genoemd vanwege de beheersing van het Duits en Frans door grote delen van de inwoners.

Het Forum voor tweetaligheid (Forum du bilinquisme/Für die Zweisprachigkeit) bevindt zich dan ook in deze stad (www.zweisprachigkeit.ch).

(Bron: Dubler, Anne-Marie; Kästli, Tobias: Biel, in: Historisches Lexikon der Schweiz (HLS), versie van 23.01.2018.

Neues Museum Biel/Nouveau Musée Bienne

Biel Bözingen (Boujean in het Frans), de grootste wijk van Biel en tot 1917 een zelfstandige gemeente

De pauselijke Zwitserse Garde en vrouwelijke gardisten

Op 22 januari 1506 stichtte Paus Julius II (1443-1513) de Zwitserse Garde. Europa en Italiaanse gebieden in het bijzonder kenden in deze periode vele oorlogen. Vorsten voerden deze oorlogen veelal met huurlingen uit andere gebieden.

De Eidgenossenschaft was in deze tijd een militaire grootmacht en alom gerespecteerd als overwinnaar van de machtigste vorstenhuizen: Habsburg (1315-1499)  en Bourgondië (1476 en 1477). Haar soldaten waren gewild vanwege hun loyaliteit, dapperheid en slagkracht.

Deze krijgslustige paus was ook zeer onder de indruk en besloot een Zwitserse Garde als persoonlijke lijfwacht op te richten. Niet alleen bij de Sacco di Roma op 6 mei 1527 deed de Garde haar naam en prestige alle eer aan, maar ook op 10 augustus 1792 bij de verdediging van het Tuilerieënpaleis van de Franse Koning Lodewijk XVI (1754-1793).

Pratteln, Galerie Beyeler, Ausstellung Schweizer Garde, 2019

De Zwitserse Garde bestaat nog steeds, tegenwoordig uit 135 mannen met het Zwitserse burgerschap, katholiek, ongetrouwd en tussen 19 en 30 jaar oud bij toetreding.

De Garde bestaat uit de commandant, 5 officieren, 34 onderofficieren, 95 hellebaardiers en daarnaast de gardekapelaan. De functie is tegenwoordig deels militair, deels representatief. De Garde controleert bovendien de toegangen tot Vaticaanstad, een soevereine pauselijke staat sinds 1929. De diensttijd bedraagt ten minste 25 maanden met de mogelijkheid daarna te vertrekken of bij te tekenen.

Volgens de Zwitserse Grondwet van 1848 mogen Zwitserse burgers niet in buitenlandse krijgsdienst treden, met uitzondering van de Zwitserse Garde. Daarmee kwam een einde aan vele eeuwen van Zwitserse huurlingen in dienst van andere mogendheden, onder andere van Frankrijk, de Republiek der Verenigde Nederlanden en het Koninkrijk der Nederlanden.

Gala-Uniform van de Schweizer Garde. Landesmuseum Zürich

Op 6 mei 2024 zijn in Rome in het Sint-Damasushof van het Apostolisch Paleis 34 nieuwe gardisten geïnstalleerd. Vrouwen waren daar nog niet bij. Maar dat gaat veranderen. Als alles volgens plan gaat en met pauselijke instemming, zullen in 2030 in de nieuwe kazerne voor de Garde ook vrouwen onderdak vinden.

Op dit moment wordt gewerkt aan deze kazerne en ruimtes voor vrouwelijke gardisten. De in 2016 opgerichte Kasernenstiftung is voor de financiering in het leven geroepen, nadat in 2000 de Gardestiftung al was opgericht. Volgende stap: het priesterschap voor vrouwen en einde celibaat?

(Bron en verdere informatie: Museum der Schweizergarde; Päpstliche Schweizergarde)