De Style sapin, La Chaux-de-Fonds en Charles L’Eplattenier

Tussen 1905 en 1914 bedachten studenten aan de École d’art de La Chaux-de-Fonds (kanton Neuchâtel), onder leiding van hun leraar Charles L’Eplattenier (1874-1946), een originele artistieke taal (le Style sapin) geïnspireerd door de lokale natuur van de Jura. sapin betekent den en die zijn er immers genoeg in deze regio.

In het begin van de twintigste eeuw was la Chaux-de-Fonds een stad in volle ontwikkeling. In amper zestig jaar tijd was de bevolking verdrievoudigd en het geïsoleerde dorp midden in de bossen op 1000 meter hoogte in het Juragebergte was een industriestad geworden met 40.000 inwoners, een fabrieksstad die volledig en uitsluitend gericht was op horlogerie.

La Chaux-de-Fonds richtte een aantal gespecialiseerde scholen op om de vele leerlingen op te leiden: de horlogeschool natuurlijk, maar ook de mechanicaschool, de handelsschool, de beroepsschool voor jonge meisjes en tot slot de school voor toegepaste kunst voor de industrie, of kortweg: de kunstschool.

De kunstschool van La Chaux-de-Fonds werd in 1870 opgericht door de Société des Patrons Graveurs. De school werd in 1872 overgenomen door de stad en verhuisde een paar jaar later naar het gloednieuwe Collège industriel (tegenwoordig het Collège Numa-Droz en de stadsbibliotheek).

Charles L’Eplattenier. Foto: Wikipedia

Charles L’Eplattenier

Charles L’Eplattenier werd op 9 oktober 1874 geboren in een boerenfamilie in de buurt van Neuchâtel. Tijdens zijn leertijd als huisschilder volgde hij ook tekenlessen. Hij was getalenteerd en gepassioneerd en werd door zijn familie naar Boedapest gestuurd, waar hij zich inschreef aan de School voor Decoratieve Kunsten. Dankzij een kantonnale beurs ging hij vervolgens naar Parijs om drie jaar te studeren aan de École Nationale Supérieure des Beaux-Arts.

Charles L’Eplattenier, Les Musiciennes, 1907, nog Art Nouveau. Collectie: Musée des beaux-arts de La Chaux-de-Fonds

In 1897, terug in Neuchâtel, werd Charles L’Eplattenier aangenomen door de École d’art de La Chaux-de-Fonds als tekenleraar. Hij was 23, zeer ambitieus en charismatisch.

De geboorte van de ‘Sapin-stijl’

In 1905 stelde L’Eplattenier voor om een hogere kunst- en decoratiecursus te openen voor de beste studenten van de school. Een belangrijke vernieuwing was dat deze cursus niet langer beperkt zou blijven tot horlogerie-gerelateerde vakken.

L’Eplattenier zette het hele designonderwijs op zijn kop, herzag het curriculum en paste resoluut moderne en innovatieve lesmethoden toe. Zijn grote ambitie was het creëren van een nieuwe formele artistieke taal, geworteld in de Jura.

Hij droomde ervan om samen met zijn studenten een regionalistische variant van de Art Nouveau (Jugendstil in Duitsland, Modernismo in Spanje) uit te vinden, specifiek voor La Chaux-de-Fonds.

André Evard (1876-1972), Femme à la Fourrure, 1909. Collectie: Musée des beaux-arts de La Chaux-de-Fonds

L’Eplattenier wilde de natuur van de Jura, haar flora en fauna, als zijn belangrijkste (zo niet enige) inspiratiebron nemen. Hij definieerde een methode, in vijf opeenvolgende fasen, die zijn studenten zich één voor één eigen moesten maken: beginnen met de observatie van de natuurlijke vorm in situ, om het essentiële element, het idee, eruit te halen en geleidelijk te komen tot een geometrisch, gestileerd motief dat vervolgens gebruikt kon worden in decoratieve composities.

Onder impuls van L’Eplattenier nam de École d’art de La Chaux-de-Fonds deel aan wedstrijden en internationale tentoonstellingen en won het erediploma op de Internationale Tentoonstelling van Milaan in 1906 voor de zakhorlogekasten die door haar studenten waren gemaakt.

La Chaux-de-Fonds, Crematorium. Foto: Wikipedia

Les Ateliers réunis en de Villa Fallet

In 1910 schakelde L’Eplattenier een versnelling hoger en lanceerde de Ateliers d’arts réunis met als doel “de samenwerking tussen kunstenaars, industriëlen en handelaars aan te moedigen”. Concreet produceerden de Ateliers voornamelijk decoratieve opdrachten die dienden als praktisch werk voor de studenten.

Ze ontwierpen een tiental interieurs, waaronder de woningen van horlogeriebazen, zoals de Salon bleu Spillmann, maar ook de hal van het postkantoor in La Chaux-de-Fonds, de kapel in Cernier-Fontainemelon en het paviljoen van het observatorium in Neuchâtel.

Observatorium in Neuchâtel

Het jaar daarop maakte L’Eplattenier zich los van de school door een Nieuwe Sectie op te richten binnen de Kunstschool. Het doel was om al deze disciplines samen te laten werken aan gezamenlijke projecten en, idealiter, de artistieke productie te integreren in de maatschappij en de regio.

Fotografie: © Aline Henchoz

L’Eplattenier werd bijgestaan door drie assistenten, waaronder Charles Édouard Jeanneret (1887-1965), de toekomstige Le Corbusier, voor de architectuur. Samen met Jeanneret overtuigde hij horlogemaker Louis-Edouard Fallet (1845-1916) om het hele ontwerp en de bouw van zijn villa toe te vertrouwen aan studenten van de school. De Villa Fallet zou het ultieme manifest van de Sapin-stijl worden – een collectief en totaal kunstwerk.

Het einde en de herontdekking van de stijl van Sapin

In slechts een paar jaar tijd had Charles L’Eplattenier van de kunstschool van La Chaux-de-Fonds een van de drie belangrijkste van Zwitserland gemaakt, naast Zürich en Genève. Maar ondanks, of dankzij, deze successen kwam L’Eplattenier vanaf 1913 in open conflict met zijn management en met de ‘klassieke’ docenten aan het Collège industriel.

Zijn assistenten probeerden de Nouvelle Section te redden en kregen steun van de grote namen van de Art Nouveau in Parijs, Berlijn en München, die een manifest ondertekenden. Tevergeefs, het stadsbestuur sloot de sectie op 1 augustus 1914. Les Ateliers réunis gingen twee jaar later failliet bij gebrek aan sponsors.

Fotografie: © Aline Henchoz

De term “sapin-stijl” is een recente uitvinding: L’Eplattenier en zijn tijdgenoten hebben hem nooit gebruikt. De stijl zelf werd snel vergeten en veel van zijn creaties werden vernietigd: de hal van het postkantoor verloor zijn decoraties in 1959 en de kapel in Cernier-Fontainemelon is in 1975 omgebouwd tot appartementen (hoewel de originele glas-in-loodramen vorig jaar in een pakhuis werden teruggevonden).

De herontdekking en van het avontuur van de ‘sapin-stijl’ dateert van zo’n vijftien jaar geleden. Het Musée des Beaux-arts de La Chaux-de-Fonds wijdt er tegenwoordig een zaal aan, waar de beroemde glas-in-loodramen en hun typische motieven van gentianen, distels en dennenbomen te zien zijn.

Lars Kophal (Neuchâtel), redacteur en journalist 

Impressies van de collectie van de Style Sapin in het Musée des beaux-arts de La Chaux-de-Fonds

De Vallei van Trient tot Châtelard-Frontière en de Espace Mont Blanc

De afstand van de Zermatt tot Chamonix is hemelsbreed 60 kilometer. De route per spoor of weg bedraagt ongeveer 140 kilometer. De afstand van de wandelweg is afhankelijk van de route en moeilijkheidsgraad en is tussen de 170 en 200 kilometer, maar dan krijg je ook wat. Bergpassen, gletsjers, talloze beekjes en watervallen, valleien, flora en fauna, dorpen en stadjes en (met helder weer) de Matterhorn of de Mont Blanc in zicht.

De Mont Blanc

Een combinatie van vervoer is ook mogelijk. Vanaf Zermatt rijdt een trein door het Mattertal en vanaf Stalden ( de andere splitsing rijdt door het Saastal) door het Vispertal tot Visp (vernoemd naar de rivier Vispa). Onderweg zijn er al diverse mogelijkheden voor wandelingen met uitzicht op de hoogste bergen van Zwitserland.

Vanaf Visp gaat een trein of autoweg naar Martigny, met onderweg de bekende plaatsen, onder andere Leuk, Leukerbad, Siders, Crans Montana, Verbier en Sitten en, onder andere, het Löschental, Turtmanntal, Val d´Anniviers (ongeveer de taalgrens van het kanton), Val d´Hérens, Val de Bagnes, Val d´Entremont en Val Ferret.

Deze bijdrage gaat echter met name over het veel minder bekende traject (de Vallée du Trient), vanaf Martigny tot aan een van de kleinste grensplaatsen van Zwitserland, Châtelard-Frontière. Deze route is 20 kilometer lang. Deze regio is ook bekend vanwege het project Espace Mont-Blanc van Frankrijk, Italië en Zwitserland.

Afbeelding: Espace Mont Blanc

Martigny

Martigny heeft een rijke (Keltische en Romeinse) historie en een divers cultureel aanbod (onder andere de Fondation Pierre Giannada, de Fondation Barry en de Médiathèque Valais). Bij Martigny buigt de Rhône af naar het noorden.

De Rhône op weg naar het noorden.

Na de opkomst van het (Engelse) toerisme vanaf 1850 was er een verbinding met diligences vanaf Martigny tot aan Chamonix, La Route des Diligences. Door de aanleg van de spoorlijn in 1906 werd deze steeds minder belangrijk. Deze spoorweg functioneerde tot 1935 alleen in de zomer, daarna ook in de winter. Tenslotte heeft de auto de diligence helemaal overbodig gemaakt. Wel zijn er nog steeds restanten, onder andere wegbewijzering en bruggen van te zien, onder andere in Le Trétien.

De weg naar de Franse grens voert onder andere door de dorpen Vernayaz, Salvan, Les Marécottes, La Médettaz, Le Trétien, Finhaut, Châtelard-Village en Châtelard-Frontière. Diverse gehuchten op deze route zijn af te leggen in le Tour des hameaux.

Vernayaz

Even voorbij Martigny ligt richting Châtelard-Frontière de Vallée du Trient. Bij de Gorges du Trient bij het plaatsje Vernayaz vond in 1844 een van de laatste (vergeten) veldslagen op Zwitserse grondgebied plaats. De prachtige vallei is een geweldig wandelgebied en bovendien ligt het op maar 20 kilometer van de Franse grens.

De batterij voor electriciteit voor de treinen van de SBB in Vernayaz

Salvan

Het eerste grotere dorp na Vernayaz is Salvan (woonplaats van een kok van de Titanic en geboorteplaats van de telegrafie). De weg door de kloof van Dailley  (Gorges du Dailley) is in 1895 aangelegd en in 1995 na een renovatie weer opengesteld voor het publiek.

Salvan

Les Marécottes

Het dorp Les Marécottes is onder andere bekend vanwege zijn skigebied, dierentuin, de groente chou-rave valaisan (rutabage in het Frans), die oorspronkelijk uit Zweden komt (Rotabaggar), maar in dit en omliggende dorpen een eigen leven is gaan leiden. Jean-Charles Squinabol (1769-1836), een deserteur uit het leger van het koninkrijk Sardinië, vestigde zich in het dorp en introduceerde deze groente in deze regio.

La Médettaz

La Médettaz

Zelfs het gehucht La Médettaz kende in 1900 al een verblijf voor toeristen, Pension de la Creusaz. Tegenwoordig is er een camping om de toeristen onder te brengen. De Gorges du Triège en het kunstmatige meer Combassas (aangelegd in 1898) zijn de belangrijkste trekpleisters.

Le Trétien

Dit dorp is vooral bekend vanwege de kloof van Triège (Gorges du Triège) en zijn vele bruggen uit 1870, de route naar Col de la Forclaz en de route Martigny-Chamonix. Het eerste hotel is gebouwd in 1888, la Pension de La Dent du Midi, vervolgens kwamen la Pension du Mont-Rose (1893) en le Chalet de la Forêt (1913) in dit kleine dorp.

De brug van de Route des Diligences (midden 19e eeuw)

De Gorges du Triège en zijn vele bruggen

De diligences en handelaren met hun muildieren passeerden al eeuwen lang deze kloof bij het dorp. De bekendste brug op deze verkeersweg (le Sentier de muletiers) is de stenen brug uit 1808, die de houten brug uit voorgaande eeuwen verving. De eerder genoemde Jean-Charles Squinabol heeft deze brug gebouwd.

De brug en le sentier de Muletiers (1808) 

Deze weg is vanwege de cultuur-historische waarde opgenomen in het federale inventaris van historische verkeerswegen (l´inventaire des Voies de communication historique de la Suisse). Het pittoreske dorp is opgenomen in het cultureel erfgoed (ISOS) van Zwitserland.

Finhaut

Finhaut had in 1865 al drie hotels, in 1913, aan de vooravond van WOI (1914-1918), waren het er maar liefst negentien in dit kleine dorp, mede door ligging aan de (spoor) weg Martigny-Chamonix, de nabijheid van de Zwitserse Alpen, onder andere de gletsjer van de Trient (Le glacier du Trient), natuur en het Mont Blanc Massief.

Voormalig hotel met op de achtergrond de glacier du Trient

La pension de la Croix- Fédérale (1860), Hôtel-Pension Bel-Oiseau (1879), le Beau Séjour (1892), le Chalet suisse (1895), le Grand Hôtel de Finhauts (1896), le Mont Fleuri (1906), le Victoria ( 1906) en het beroemde Bristol hotel (1908), waar onder andere de Belgische Koning Albert I (1875-1934) regelmatig logeerde, waren de belangrijkste verblijven voor gasten.

Station Finhaut

Hotel Bristol

De kerk en het Chalet suisse

Rond de eeuwwisseling bouwden Engelse bezoekers bovendien een Engelse kerk. Na WOI en vooral na WOII (1939-1945) kon het dorp niet meer concurreren met andere wintersportdorpen en hun moderne faciliteiten, wel bleef het vooral zomers een druk bezocht vakantieoord. Andere bezienswaardigheden zijn de kerk uit 1929, een opvolger van de oude kapel uit 1649, het oude postkantoor en le café de la Poste.

Châtelard-Village

Châtelard-Village is met name bekend vanwege zijn stuwdammen en de Funiculaire. De Zwitserse spoorwegen (SBB/CFF) bouwden al in 1917 de eerste waterkrachtcentrale om treinen van elektriciteit te voorzien!

Waterkrachtcentrale van de SBB

Ze gebruikten het water van de Barbarine, de Eau Noire, de Trient en de Triège. In Vernayaz staat de andere centrale en de moderne batterij. Deze stuwmeren zijn in 1955 uitgebreid met de Vieux-Ermosson, in 1955 met de Ermosson en in 1977 met Châtelard II. Aan de Franse kant maakt de waterkrachtcentrale bij Vallorcine gebruik van het stuwmeer Ermosson.

Waterkrachtcentrale Vallorcine

Châtelard-Frontière

Châtelard-Frontière dankt zijn bestaan aan de abdij van St. Maurice. De abt gaf inwoners van Salvan in 1288 toestemming het gebied te ontginnen en te bewonen. Valais was toen een graafschap met de bisschop van Savoie als graaf en hoogste wereldlijke bestuurder. Savoie bestuurde Vallorcine.

Station van Châtelard-Frontière

Deze grens is sindsdien niet meer veranderd, alleen sloot het hertogdom Savoie ( onderdeel van het koninkrijk Sardinië), zich in 1860 aan bij het Franse keizerrijk van Napoleon III (1808-1873) na een referendum en maakt Valais sinds 1815 deel uit van de Zwitserse Confederatie.

Onbekende kunstenaar, 1793. Lithografie de La Porte du Valais. Privé-collectie

Een van de eerste gebouwen was het kasteel Madeleine, La Porte du Valais, gebouwd in 1323. Châtelard-Frontière maakt tegenwoordig een verlaten indruk. Dit was in de negentiende eeuw wel anders. Diverse Grand-Hotels werden rond 1850 gebouwd, onder andere L´hôtel Suisse (1840) en L´hôtel Royal (1875).

Châtelard-Frontière is ook de overstapplaats voor de lokale Franse trein naar Chamonix (en Saint-Gervais-Les-Bains). Op deze korte route van ongeveer 11 kilometer zijn er ook diverse bezienswaardigheden, wandelpaden en winter- en zomersportfaciliteiten. Maar dat is een ander verhaal.

Impressies van de omgeving

Argentière (France)

  

Het oude centrum en natuur van de bisschopsstad Sitten

Sitten of Sion in het Frans  (kanton Wallis/Valais)  is een van de belangrijkste prehistorische archeologische vindplaatsen van Europa. Het stroomgebied van de Sionne en de Rhône en de heuvels Valeria or (Valère in het Frans) en Tourbillon zijn sinds de prehistorie ononderbroken bewoond geweest.

Aan het einde van de 1e eeuw voor Christus werd Sion de hoofdstad van de Sedunes een van de vier Keltische stammen van Wallis. De andere stammen waren de Nantuates, Verager en Uberer.

De Romeinse nederzetting bevond zich voornamelijk in het gebied van de huidige kerk van St. Theodulus en de Valeria-heuvel. Onder de kerk St Theodulus zijn  thermen uit de Romeinse tijd gevonden en gedeeltelijk opgegraven.

De oude binnenstad vanaf de heuvel Valeria

In het midden van de 4e eeuw was het christendom, nog in de Romeinse tijd, al de belangrijkste godsdienst. De bisschopszetel van het gebied is aan het einde van de 6e eeuw verplaatst van Martigny naar Sitten.

De eerste kathedraal van Sitten dateert ook uit deze tijd. De schenking van het graafschap Wallis door koning Rudolf III (977-1032) van het koninkrijk Bourgondië aan de bisschop van Sitten in 999 maakte van de bisschopsstad ook de hoofdstad van het graafschap Wallis.

De prins-bisschop (van het Heilige Roomse Rijk) had  ook de wereldlijke macht en jurisdictie. Hij bestuurde het graafschap via leenmannen en ambtenaren. De Meier (maior) oefende de rechtspraak uit, de Viztum (vicedominus) bestuurde een bepaald gebied en de Weibel (salterus) had ambtelijke- en politietaken.

Als gevolg van het verval van de feodale orde en concessies van de kant van de bisschop, verwierven de burgers van de stad steeds meer rechten. Een document uit 1217 kan worden beschouwd als het eerste vrijheidsdocument voor de burgers en het stadsbestuur. De toegenomen welvaart en macht van burgers kon de bisschop niet langer negeren, zoals in de meeste steden van het Heilige Roomse Rijk.

De bisschop erkende de rechten van de burgers formeel in 1338 door een ‘vrijheidsbrief’ (Freiheitsbrief). De keizer van het Heilige Roomse Rijk Ludwig de Beier verleende 1339 de stad de status van vrije Reichsstadt, de Rechtsunmittelbarkeit. Sitten was bovendien een van de zeven Zenden van Oberwallis en dus een machtige politieke speler in Wallis.

In de vijftiende eeuw raakte de bisschopsstad verwikkeld in een machtsstrijd tussen Savoie en Oberwallis, de zogenaamde Raronhandel van 1414-1418. Tijdens de Bourgondische oorlogen (1474-1477) veroverde Savoie 1475 de stad nogmaals. Het succes van Savoie was echter van korte duur, want de Zenden van Oberwallis versloegen in datzelfde jaar de troepen van Savoie en veroverden Unterwallis. De zeven Zenden bestuurden het gebied daarna tot 1798 als Untertanengebied.

Kasteel Majoria op de Valeria-heuvel herbergt het kunstmuseum van het kanton.

Daarna braken voor de stad tot 1798 relatief rustige tijden aan. Zelfs de reformatie ging grotendeels aan de stad voorbij, hoewel er midden zestiende eeuw een grote gemeenschap van protestanten was. De Zenden van Oberwallis kozen echter voor het oude geloof.

De periode van het revolutionaire Frankrijk vanaf 1789 brachten Wallis en Sitten echter op de rand van een burgeroorlog. De aanhangers van de Franse revolutionaire idealen en de vertegenwoordigers van het Ancien Régime polariseerden snel.

Na de Franse inval van 1798 en de stichting van de Helvetische Republiek (1798-1803) door Napoleon, bleef het onrustig. Oberwallis begon 1799 zelfs een gewapende opstand en Sitten, als regeringsstad van de Helvetische Republiek, werd zelfs veroverd en geplunderd.

Napoleon greep 1802 in en verklaarde Wallis tot een onafhankelijke Republiek (dus geen deel meer van de Helvetische Republiek, maar uiteraard onder Frans toezicht). 1810 was de schijn van onafhankelijkheid voorbij en annexeerde Napoleon Wallis als het nieuwe Departement Simplon van het keizerrijk Frankrijk.

Het historische museum van het kanton op de Valeria-heuvel

De geallieerde (Oostenrijkse) troepen maakten in 1813 een einde aan de Franse tijd en in 1815 werd Sitten de hoofdstad van het nieuwe kanton Wallis. De rust was echter niet weergekeerd.

De aanhangers van het Ancien Régime en de hervormingsgezinden stonden nog net zo onverzoenlijk tegenover elkaar. Het leidde uiteindelijk tot de slag bij de Trient-brug in 1844 en de aansluiting bij en verloren oorlog van de Sonderbund in 1847.

Het natuurhistorische museum op de Valeria-heuvel

De nieuwe Grondwet van het kanton Wallis werd januari 1848 van kracht, de nieuwe Gemeentewet in 1851. Na diverse wijzigingen van de Grondwet, is  op 3 maart 2024 het ontwerp van een nieuwe Grondwet voor het kanton door de burgers in Oberwallis en in Unterwallis met grote meerderheid verworpen. Het lokale bestuur heeft vanaf 1851 ook diverse veranderingen ondergaan in overeenstemming met een verdere democratisering. De stad is tegenwoordig in meerderheid Franstalig.

De omgeving en natuur van Sitten

De heuvels van Valère en Tourbillon in kanton Valais/Wallis zijn opgenomen in de federale inventaris van landschappen van nationaal belang (Inventaire fédéral des paysages, sites et monuments naturels/Das Bundesinventar der Landschaften und Naturdenkmäler). Ze bieden een toevluchtsoord aan een groot aantal planten en kleine dieren, waarvan sommige zeer zeldzaam zijn.

Deze heuvels zijn het resultaat van geologische krachten die miljoenen jaren geleden de Alpen vormden en door e erosie van gletsjers die 20.000 – 15.000 jaar geleden het Rhônedal bedekten met een 1.500 – 2.000 meter dikke ijslaag.

De droge weiden en graslanden zijn al eeuwen de habitat van planten van mediterrane of oosterse oorsprong die zijn aangepast aan het droge klimaat. Diverse  zeldzame  insecten, vogels, kleine zoogdieren en mediterrane fauna voelen zich thuis in deze omgeving.

De hellingen van de heuvels zijn bedekt met steppegrasland, gelig van kleur en droog. Ze worden gestructureerd door rotsachtige ontsluitingen van kwartsiet, een zeer oud gesteente. In de dalen en op de berghellingen zijn nog steeds de sporen van eeuwenoude land- en wijnbouw te zien, geïrrigeerd door de beroemde suonen met de Rhône en talloze beekjes als waterleveranciers.

(Bron en verdere informatie: gemeinde Sitten; Sitten, Historisches Lexikon der Schweiz)

Impressies van Sitten