De wederdopers van Zürich, Zollikon, Nederland en humanisten uit Bazel

Terwijl veel protestante burgers uit de Lage Landen en later de Republiek van de Verenigde Nederlanden in de leer gingen op de academie (gesticht in 1559) van Johannes Calvijn (1509-1564) in de gereformeerde hoofdstad Genève, vluchtten andere protestante burgers juist voor Calvijn en zijn leer uit de Nederlanden.

Martin Luther (1483-1546) was in 1517 de initiator van de Reformatie. Vele voorgangers hadden al tevergeefs geprobeerd de kerk te hervormen, vaak met de brandstapel als resultaat. Mede door de drukpers en steun van machtige Duitse vorsten had Luther wel succes. De Reformatie bereikte de Eidgenossenschaft al in de jaren 1520.

Zürich, Grossmünster, Huldrych Zwingli

Huldrych Zwingli (1484-1531) was de belangrijkste hervormer in Zürich en in 1524 was de stad al gereformeerd. Zwingli verschilde echter met Luther op bepaalde religieuze punten van mening.

Over een onderwerp waren ze het echter wel roerend eens: de wederdopers waren een bedreiging voor het nieuwe geloof en de maatschappelijke orde en moesten meedogenloos worden vervolgd:

Eine verdorbene Art von Menschen, die Pest der Wiedertäufer und das Unkraut der Wiedertäufer” (Huldrych Zwingli, Schriften IV, Theologischer Verlag Zürich 1995). De (katholieke) rijkswet van het Heilige Roomse Rijk van 23. April 1529 was ook duidelijk:

Wederdopers die hun geloof niet afzworen kregen zonder proces de doodstraf door de brandstapel, het zwaard of op een andere wijze. In Zürich was verdrinking in de Limmat zo’n methode.

Zollikon, in dit huis vond 1525 een van de eerste bijeenkomsten van de Wederdopers plaats

 Wederdopers

Deze beweging kwam voort uit de Reformatie en vormde zich rond 1525-1527 in Zürich en het nabijgelegen Zollikon.  Felix Manz (1498-1527) en Konrad Grebel (1498-1526) waren de belangrijkste leiders.

Ze wees de doop van kinderen, dienstplicht en de kerk als instituut van de staat af. Alleen volwassenen konden zich laten dopen, de kerk was geen orgaan van de staat, maar een private organisatie van individuen en militaire dienstplicht werd afgewezen.

Zürich, Grossmünster

Luther, Calvijn, Zwingli en diens opvolger Heinrich Bullinger(1504-1575) en andere hervormers beschouwden deze beweging als een groot gevaar.  Ze vervolgden de wederdopers met een ‘protestante inquisitie’. Een gedenktafel in Zürich aan de oevers van de Limmat herinnert nog aan de executie van leiders en andere wederdopers.

De beweging had echter veel succes en verspreidde zich snel in katholieke en protestante gebieden, ook naar de Nederlanden, die toen nog katholiek waren. Ook in katholieke landen werden de Wederdopers echter vervolgd. Ook daar werden ze gezien als een bedreiging en bovendien waren het protestanten, dus ketters.

 Vervolging, godsdienstvrijheid en verzoening

Slechts enkele katholieken en protestanten, waaronder de katholieke Erasmus van Rotterdam en de protestante theoloog Sebastian Castellio in Bazel en lokale machthebbers, waaronder de Hertog van Württemberg en de graven van Hessen en Oldenburg, pleitten voor religieuze tolerantie. Tevergeefs. De vervolging was meedogenloos, in katholieke en protestante gebieden.

Op 5 januari 1527 zijn Felix Manz en een andere wederdoper door verdrinking in de Limmat om het leven gebracht. Illustratie uit Heinrich Thomann (1544-1619), Abschrift (1605) over Heinrich Bullingers Reformationsgeschichte (Bron: Zentralbibliothek Zürich, Ms. B 316, Fol. 284v)

Pas na de Franse creatie van onder andere de Bataafse Republiek (1795) en de Helvetische Republiek (1798)  en in de 19e eeuw was er een erkenning van deze beweging.

De Constitutie van de Helvetische Republiek (1798-1803) erkende de vrijheid van godsdienst voor de wederdopers. De eerste kerk voor wederdopers is 1847 in Bazel ingewijd en in 1925 vond in deze stad het eerste wereldcongres van Wederdopers plaats.  De verzoening door de Zwitserse Evangelisch-hervormde kerk kwam later in de 20e eeuw op gang.

Op 26 juni 2004 was er tenslotte in Zürich de formele toenadering en verontschuldiging door de Evangelische kerk onder het motto” Die Reformation und die Täufer. Gegeneinander – nebeneinander-miteinander”, inclusief de gedenksteen aan de Limmat.

Veel wederdopers waren echter tot de 19e eeuw naar andere continenten gevlucht. De Amish, Quacker,  Swiss Brethren, Mennoniten, Anabaptisten of Baptisten en andere varianten van wederdopers zijn de nazaten van deze vluchtelingen. De Mennoniten ontlenen hun naam aan Menno Simons (1496-1561), een wederdoper uit Nederland. Swiss Brethren is een Engelstalige naam voor Zwitserse wederdopers.

De vervolging van wederdopers door protestanten is veelal een vergeten hoofdstuk in de historie van de Reformatie. Niet alleen de katholieke kerk, maar ook de protestante kerk was meedogenloos tegenover dissidente geluiden.

De dogmatische disputen tussen Luther, Zwingli, Calvijn en hun opvolgers duiden ook op de afwezigheid van tolerantie binnen de protestante kerk. De vervolging en intolerantie van de ‘protestante inquisitie’ tegenover wederdopers blijkt ook uit geschriften van Luther, Calvijn, Zwingli en diens opvolger Bullinger.

Erasmus, Sebastian Castellio en diens De haereticis an sint persequendi

De humanist Erasmus (1469-1536), Sebastian Castellio  diens alter ego Martin Bellius alias Basilius Montfort (1515-1563), David Joris alias Jan von Brugge/Johann von Bruck (1505-1556)  en anderen deden en publiceerden in Bazel wat ze konden.

De Basler wetenschapper Bonifaz Amerbach en diens Erasmus-Stiftung steunden in ieder geval Castellio financieel. Een onlangs verschenen uitgave van de Internationale Castellio Gesellschaft brengt deze humanistische inbreng uit Bazel op een unieke wijze onder de aandacht.

Sebastian Castellio, De haereticis an sint persequendi, Bazel, 1554. Collectie Universitätsbibliothek Basel, VD16 C 2130

Na een monnikenwerk (om een katholieke religieuze term te gebruiken) van tien jaar heeft een internationale redactie de baanbrekende publicatie De haereticis an sint persequendi van Castellio in de oorspronkelijke Latijnse (uitgeverij Johannes Oporins in Bazel, 1554), Duitse (Von Ketzeren, Straatsburg 1555), Franse (Traicté des heretiques, Lyon 1557) taal en in de uitgave van Joachim Clutensius (Straatsburg, 1610)  gepubliceerd.

In deel I  staan de Latijnse, Duitse en Franse tekst parallel met een uitgebreide verwijzing naar relevante teksten van kerkvaders (waaronder Augustinus,  Hieronymus en Chrysostomus) en contemporaine auteurs (waaronder Erasmus, Calvijn, Luther).

Deel II biedt een uitgebreide historische context en bespreking van religieuze discussies in deze periode. Bovendien ontbreekt een uitgebreide verantwoording van de Duitse en Franse vertalingen en de publicatie van 1610 niet.

Deze tweedelige uitgaven van ruim 1300 pagina’s is niet alleen een dapper huzarenstukje van uitgever en een geslaagde inhoud en opzet van redactie en auteurs in deze digitale wereld.

Barbara Mahlmann-Bauer, Kilian Schindler (Hrsg.) in samenwerking met Sonja Klimek en Daniela Kohler, Sebastian Castellio De haereticis an sint persequendi (Schwabe Verlag, Bazel, 2024)

Conclusie

De inhoud van deze uitgave heeft bovendien niets aan relevantie ingeboet, of zoals Stefan Zweig (1881-1942) het in 1936 verwoordde:

Als Manifest der Toleranz und mit der Toleranzargumentation von Sebastian Castellio (1515-1563) wurde eine neue Stufe im neuzeitlichen Diskurs der Toleranz erreicht” (Castellio gegen Calvin, 1936).

Het is geen toeval dat Zweig twee jaar daarvoor en na 16 jaar communistische en een jaar Nationaalsocialistische terreur en dictatuur het boek Triumph und Tragik des Erasmus von Rotterdam (1934) had gepubliceerd.

Of in de woorden van Winston Churchill (1874-1965):

“Fascism was the shadow or ugly child of Communism”. (The Second World War, The Gathering Storm, London 1947). Een actuele ‘warning from history’, inclusief een nieuwe religieuze ‘ism’.

(Bron: Barbara Mahlmann-Bauer, Kilian Schindler (Hrsg.) in samenwerking met Sonja Klimek en Daniela Kohler, Sebastian Castellio De haereticis an sint persequendi (Schwabe Verlag, Bazel, 2024)M. Baumann (Hrsg.), Gemeinsame Erbe. Reformierte und Täufer im Dialog, Zürich 2007)

Impressies van Zollikon

I have a dream in Riom, Tarasp en Mulegns

De Schweizerhof (gesloten) en de Waldhaus (afgebrand) in Vulpera het Kurhotel en de Trinkhalle Büvetta (gesloten) in Nairs en Hotel Tarasp (gesloten) in Tarasp waren eens de trots van Unterengadin (kanton Graubünden). Deze Grand Hotels floreerden in de Belle Epoque de periode tot de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en tot de Tweede Wereldoorlog (1939-1945).

De prachtige natuur, gezonde (berg) lucht, de vele bronnen met heilzaam mineraalwater, de goede bereikbaarheid na aanleg van de spoorwegverbinding en het opheffen van het verbod op auto’s in 1925(!) trokken duizenden welgestelde toeristen en patiënten. Ze verbleven veelal met een groot entourage maanden in het hotel of kuuroord.

Na 1945 kwamen er minder draagkrachtige doelgroepen, die hooguit enkele weken bleven. Door nieuwe therapieën en medicijnen nam ook het belang als kuuroord af.

Hotel Tarasp

In Tarasp is het hotel vervallen tot een ruïne en veel inwoners hebben de hoop en moed opgegeven. Alle inwoners? Nee, de kunstenaar Rudolf Glaser uit Tarasp heeft een droom:

Kürzlich hatte ich (Das Hotel) einen Traum: Man gab mir einen neuen Körper und ich zog in mein neues Dasein. Ich beherberge nun Wohnungen für ältere Menschen, ein Café und eine kleine Boutique. Der Ort wurde wieder beliebt und ich damit“.

Charles Laurent Carisch (1882-1914), kleinzoon van Johannes Jacob Carisch (1820-1906), uit Riom (kanton Graubünden) erfde van zijn vader Charles Auguste Carisch (1851-1906) een  enorme fortuin.

Hij wilde in Riom in 1914 een Grand Hotel bouwen om het groeiende aantal toeristen te huisvesten. Als men vandaag de dag Riom bezoekt, is een paleis in zo’n klein dorp hoog in de bergen moeilijk voor te stellen.

Riom

Moritz of Davos waren echter soortgelijke dorpen aan het begin van de toeristische bloei en Charles Laurent had de visie, de architect en het geld, maar toen kwam de Eerste Wereldoorlog. Hij stierf als Franse soldaat in 1914 en met hem  zijn droom van het Grand Palace Riom.

Dromen zijn echter niet altijd bedrog. Het levende bewijs is te zien in Mulegns en Riom (kanton Graubünden). De Nova Fundaziun Origen heeft dit dorp met nog geen honderd inwoners in een paar jaar tijd weer het aanzien gegeven van de Belle Epoque.

De Weisse Villa (links), Hotel Löwe (rechts)

Die Weisse Villa, Hotel Löwe, de bouw van de Weisse Turm (als opvolger van de Julier Turm) en de permanente tentoonstelling over de historie van de beroemde Bündner Zuckerbäcker, die ook een droom hadden, zijn inmiddels (bijna) gerealiseerd.

Bouwplaats van de Weisse Turm (zomer 2024)

Maquette in Riom

Maquette in Mulegns in het oude telegraafkantoor van Hotel Löwe

Zelfs het kleine dorp Riom is een inmiddels wereldberoemd centrum van textiel, cultuur en kunst geworden. En dit alles is begonnen met een droom van een enkeling.

Impressies van Hotel Löwe, zomer 2024

 

De historie van de Kleine en de Grote St. Bernardpassen, hun hospices en Bernadiner honden

Napoleons (1769-1821) beroemde mars over de Grote Sint-Bernard (2469 meter) in 1800 ging in een andere richting dan die van keizer Claudius (10 v. Chr.-54 n. Chr.) in 43 na Chr.

Claudius marcheerde van zuid naar noord in de richting van Britannia. Napoleon marcheerde van noord naar zuid in de richting van Habsburg Italië en zijn bondgenoten.

In beide gevallen waren Martigny (in de Romeinse tijd Forum Claudii Vallensium of Octodurus in de Keltische versie) en Aosta (Augusta Praetoria, gesticht in 25 v. Chr.) de belangrijke plaatsen in deze regio.

Vanuit Martigny baande Claudius zich een weg naar Britannia, nadat hij eerder de weg over de Grote Sint-Bernard (Summus Poeninus of Alpis Poenina) begaanbaar had gemaakt. Napoleon, zijn generaals en zijn leger bivakkeerden in Martigny en voltooiden vandaaruit de tocht naar Aosta.

Edouard Castres (1838-1902), Napoléon passant le grand St Bernard Pass. Musée militaire de Morges. Foto: TES

Napoleon op de Grote St. Bernard

De Kleine Sint-Bernard (Graius mons of Alpis Graia, 2188m), het kleinere broertje van de Grote Sint-Bernard, was ook bekend bij de Romeinen en ook van groot strategisch en economisch belang.

De Kleine St-Bernard

De naam Summus Poeninus is afgeleid van de Keltische god Poeninus (Penninus). Graia (waarschijnlijk afgeleid van Graecae, gebaseerd op een Griekse legende) was de Romeinse naam voor de Kleine Sint-Bernard.

De Romeinen gaven de hoogste toppen van de Alpenketen echter geen naam, noch de Monte Rosa, noch de Matterhorn, noch de Mont Blanc!

De Grote Sint-Bernardpas verbindt het huidige Wallis met de Aostavallei in Italië. De weg over de Kleine Sint-Bernardpas is de verbinding tussen de Aostavallei en de Tarentaise (met de Isère-vallei), Beaufortain en Haut-Faucigny (met de Chamonix-vallei) in Frankrijk.

De Alpen Graias und Poeninas omstreeks 150 n. Chr. Afbeelding: Marco Zanoli, Wikipedia

De Romeinse interpretatie van deze ’tweelingpoort’ naar de Graias en Poeninas Alpen (germinae Alpium fores, Graias atque Poeninas) wordt ook weerspiegeld in de twee bestuurlijke eenheden in de Romeinse tijd: de Alpes Graiae en de Vallis Poenina (waar het kanton Wallis (Valais) zijn naam aan ontleent).

In de Romeinse tijd waren er al andere passen in deze regio in gebruik. Deze komen niet aan de orde.

Ook de verschillende bestuurlijke veranderingen tijdens de Romeinse periode worden niet besproken. Aan het einde van de Romeinse tijd (5e eeuw) was deze regio in ieder geval de provincia Alpium Graiarum et Poeninarum. De Aostavallei was ingedeeld bij Italiaanse provincies.

Ten tijde van de Romeinse veroveringen woonden er Keltische stammen in het gebied. De Salassiërs leefden in de Aostavallei (veroverd in 25 v. Chr.). De Ceutronen bewoonden de Alpes Graiae, de vier stammen Nantuates, Veragren, Sedunes en Uberes bewoonden de Vallis Poenina. De Romeinen veroverden deze gebieden rond 15-10 v. Chr.

De Keltische bevolking was binnen enkele generaties geromaniseerd en, afgezien van (burger)oorlogen, bracht de Pax Romana eeuwenlang stabiliteit en welvaart in de regio. De steden Martigny en Aosta zijn hiervan vandaag de dag de belangrijkste getuigen.

De Romeinen waren (ook) zeer bekwame wegenbouwers en maakten de passen over de Kleine- en Grote Sint-Bernardpas begaanbaar voor handel, legers en personenverkeer.

De Romeinse wegen, talrijke archeologische vondsten, waaronder de restanten van tempels en andere openbare gebouwen, herbergen, talrijke inscripties en stenen markeren nog steeds deze routes.

De route van Aosta naar Tarentaise over de Kleine Sint-Bernard werd voltooid rond 20 n. Chr. De weg van Aosta naar Martigny in 43 n. Chr.

De oude Romeinse wegen (ook bekend van de Peutinger kaart) bepalen nog steeds grotendeels de belangrijkste verkeersroutes. Vanaf de Grote Sint Bernard richting het Meer van Genève (lac Lémanus (Romeins), lac Léman (Frans)) liep de route via Bourg-Saint-Pierre, Notre-Dame de Lorette, Allèves, Liddes, Orsières, Martigny (Octodurus), Massongex (Tarnaiae), Villeneuve (Pennelocus), Vevey (Viviscus), Lyon (Noviodunum) en Genève (Genava).

De verbinding naar het oosten leidde langs de Rhône (Rhodanus) naar de Grimselpas, Furkapas en Simplonpas. Ook deze route is nauwelijks veranderd. In het westen (Tarentaise), vanaf Martigny, waren de passen van Balme en Forclaz ook de belangrijkste toegangswegen.

De route van Aosta leidde naar de Tarentaise via de Kleine Sint-Bernardpas naar Bourg-Saint-Maurice (Bergintrum), Aime (Axima), Moûtiers (Darantasia) in de richting van Albertville.

De grens op de Kleine St. Bernard 1940-1945

De grens op de Kleine Sint-Bernard tegenwoordig

In de Romeinse tijd waren Aosta, Martigny, Aime en Moûtiers de belangrijkste steden. Aosta en Martigny zijn belangrijke Romeinse archeologische vindplaatsen. Bourg-Saint-Maurice, Aime en Moûtiers moeten het doen met een paar inscripties en een enkele archeologische vondsten.

Aime

Na de Romeinse tijd duurde het eeuwen voordat de passen, wegen en hun gebouwen weer werden onderhouden. Het waren vooral monniken die gasthuizen (hospices) bouwden, onderhielden en beheerden voor reizigers, of generaals (Napoleon) die wegen aanlegden of verbeterden.

Hospice Grote Sint-Bernard

De eerste hospice op de Grote Sint-Bernard dateert uit de 11e eeuw en is gesticht door de heilige Bernard van Aosta (ca. 1020-c.1080). Hij was ook de initiatiefnemer van het hospice op de Kleine St. Bernard.

Hospice Kleine Sint-Bernard

Eeuwenlang waren deze twee centra op een hoogte van meer dan 2000 meter oorden van wetenschappelijk onderzoek, religie en toevluchtsoord en redding voor reizigers. De Grote St. Bernard is ook het hoogste punt van de pelgrimsroute Via Francigena.

De bekendste en wereldberoemde bewoners van de Grote St. Bernard zijn echter de sint-Bernardshonden. Deze mensenredders en -vrienden zijn tegenwoordig alleen nog in de zomer op de pas te zien. Het museum op de pas vertelt hun verhaal.

Het museum

Hoewel ze niet meer worden gebruikt om mensen te redden, hebben ze nog steeds een sociale en therapeutische functie. De Barry Foundation in Martigny heeft een fokprogramma en presenteert deze honden en hun historie aan het publiek.

(Bron: A. Puéjean, Les Alpes Graies et Poenines à l’époque romaine, Tarentaise, Beaufortain, Haut-Faucigny et Valais, Nîmes, 2015; J.-P. Voutaz, P. Rouyer, Découvrir le Grand-Saint-Bernard, Les Editions du le Grand-Saint-Bernard, 2013)