Beinwil, molens, ijzer, Hohe Winde, haarmode, kammen en een fort

Het voormalige klooster Beinwil en het Benedictijnerklooster Mariastein (kanton Solothurn) zijn even onafscheidelijk met elkaar verbonden als de rivier Lüssel met de Jura-bergketen Passwang met als hoogste punt de Vogelberg (1204 m) in kanton Basel-Landschaft.

Uitzicht vanaf de top van de Vogelberg

De Lüssel  bij Joggehus en het begin van het Jubieumspad Hohe Winde SAC (Jubiläumsweg Hohe Winde)

Deel van het pad

De Lüssel  bij Erschwil

De Lüssel ontspringt op de Vogelberg in de gemeente Lauwil op een hoogte van 1080 meter en stroomt door het Bogental (kanton Basel-Landschaft), de Chessiloch en het dal van Beinwil (kanton Solothurn), langs de ruïne van de burcht Neu-Thierstein (eflde eeuw, kanton Basel-Landschaft)  en mondt bij Zwingen (kanton Basel-Landschaft) uit in de Birs.

Het Benedictijnenklooster Beinwil is in de elfde eeuw gesticht. Beinwil bezat veel landerijen en de gemeente is nog steeds een van de grootste in kanton Solothurn. Er is zelfs een Unterbeinwil en een Oberbeinwil! De Lüssel stroomt langs het voormalige klooster en een oude molen ‘de Säge’ (houtzagerij), een smidse (Hammerschniede) en steenfabriek (Ziegelhütte) stonden langs de rivier.

De Schmitte of Hammerschmiede in Joggehus

Een andere molen, een smidse ‘Die Schmitte of Hammerschmiede’, staat langs de Lüssel, en is sinds 1693 bekend en functioneert nog steeds. Deze molen staat in het gehucht Joggehus (kanton Solothurn). De smidse besloeg onder andere de paarden van de pachters van de boerderijen van het klooster. IJzer was er immers genoeg in de omgeving.

De smidse wordt tegenwoordig gerenoveerd. Maar de twee raderen functioneren nog steeds. Het grote rad drijft een hamer en een slijpsteen aan, het kleine rad bedient een blaasbalg.

De plaats Erschwil langs de Lüssel en de herberg Ertzwil herinneren hier nog aan. De smidse is in 1868 gekocht en sindsdien voortgezet door George Anki. Het bedrijf George Anki AG in Erschwil bestaat nog  steeds.

Restaurant Erzberg

De abt van Beinwil stichtte bovendien in 1708 een herberg in Joggenhut om de vele pelgrims onderdak te bieden. De herberg Zum Reh langs de Passwangweg is onlangs gerenoveerd.

Restaurant-Gasthaus Zum Reh in Joggehus in 2024, begin 20e eeuw en 19e eeuw. 

De natuur  is ook van een grote schoonheid. De SAC heeft om deze reden zelfs een pad naar de Hohe Winde (1206 m) de hoogste top van de omgeving tot SAC-jubileumspad vernoemd. Overigens is er ook een afslag naar de Kleine Winde.

De bergen, wandelpaden, bossen, weiden, beken en (Alpen)vergezichten van het jubileumspad  geven een indruk van het gevarieerde en indrukwekkende Jura-landschap.

De top van de Hohe Winde biedt uitzicht op de Passwang, het Schwarzbubenland, de Jura, de Alpen, het Lüsseldal en de kantons Jura, Solothurn, Bern en Basel-Landschaft.

De top van de Hohe Winde

De passwangweg (Passwangstrasse) van 20 kilometer loopt langs grotendeels langs de Lüssel. Deze weg en de Passwangpas (943  m) verbindt Laufen (kanton Basel-Landschaft) en het Balsthal (kanton Solohurn). De pas heeft ook altijd een strategische en militaire betekenis gehad.

De 200 meter lange Passwangtunnel (uit 1933) geeft een indruk van het machtige natuurlijke fort, waar vanaf 1939 en in de Koude Oorlog (gemotoriseerde) divisies, tanks en een grensbrigade waren gelegerd. Het hoofdkwartier was in het  nabijgelegen Mümliswil.

Mümliswil (kanton Solothurn) in het Guldental is niet zomaar een dorp. Het Britse koningshuis, de Duitse keizers en half Europa gebruikten kammen ‘made in Mümliswil’.

Mümliswil  en het Museum Haarundkamm

Het nog kleinere dorp  Ramiswil herbergt een van de best behouden molens (Mühle Ramiswil) van het land, gebouwd in 1596. Een andere bezienswaardigheid is de Heilig-Blut-Kapelle en haar bijzondere ontstaansgeschiedenis die reikt van Schellenberg (Liechtenstein) tot Dayton (Ohio) in Amerika!.

Ramiswil

De Heilig-Blut-Kapelle

Mühle Ramiswil

Het Guldental en zijn beek

De Zwitserse Alpen Club

De Zwitserse Alpen Club (Schweizer Alpen Club, SAC/Club Alpin Suisse, CAS) organiseert regelmatig wandeltochten in deze omgeving (en elders) in het land.

Hoewel de naam anders doet vermoeden, organiseert de SAC niet alleen skitochten, bergbeklimmingen en andere sporten in het hooggebergte en de Alpen, maar ook (wandel) activiteiten in andere regio’s.

Impressies van het landschap

Mariastein, het Mirakelbild en de Gnadenkapelle

De oorsprong van klooster Mariastein (kanton Solothurn) bij Metzerlen is een wonder in de veertiende of begin vijftiende eeuw. Een meisje viel van een hoge rotswand, maar haar moeder vond haar ongedeerd terug. Naar verluid had een vrouw in het wit, Maria, het kind opgevangen.

Ter ere hiervan is de rotskapel, de Gnadenkapelle, in de rotswand ontstaan als een bedevaartsoord. Tegenwoordig is het dat nog steeds, met maar liefst 250 000 bezoekers per jaar!

De onderaardse gang naar de Gnadenkapelle

De trap naar de Gnadenkapelle

De ingang van de Gnadenkapelle

De Gnadenkapelle met het Mariabeeld

De Gnadenkapelle.

Het zou niet bij dit ene wonder blijven. De kasteelheer Hans Thüring Reich von Reichenstein viel in 1541 van dezelfde rots. Hij overleefde ook, zij het met een gebroken kaak.

De Reichsteinischen- of Siebenschmerzenkapelle

De Reichsteinischen- of Siebenschmerzenkapelle is sindsdien het familieheiligdom. Deze kapel was al vermeld als de ‘Mariakapelle  im Stein’ in 1434 en stond boven op de rots, waar later ook het klooster zou worden gebouwd. De Gnadenkapelle bestond toen al als bedevaartsoord.

De Reichensteinischen- of Siebenschmerzenkapelle en Maria met de sieben Schmerzen, verbeeld door zeven zwaarden

De heraldiek van de familie Reich von Reichenstein in de kapel.

Het Mirakelschilderij

Het Mirakelschilderij (Mirakelbild) uit 1543 in deze kapel verbeeldt deze episode. De kasteelheer wordt na zijn val vervoerd naar de Flühmühle (de Flüh is de beek, waar de molen aan ligt). Na enkele dagen verzorging gaat de tocht verder naar zijn kasteel de Landskron, rechtsboven in het schilderij. De kasteelheer ligt op een brancard met zijn hoofd in verband.

Deze molen in het dorp Flüh bestaat nog steeds en is zelfs onlangs gerenoveerd met behoud van tal van authentieke voorwerpen en heeft de status van monument.

Het Mirakelbild (1543) in de Reichensteinischen- of Siebenschmerzenkapelle. Links de rots  met daarboven de Mariakapel en de grot van de Gnadenkapelle. De Flühmühle in het midden, rechtsboven het kasteel Landskron.  

De Flühmühle in 2022. 

Het klooster

In het midden van de 17e eeuw verplaatsten de Benedictijner monniken uit Beinwil (Kanton Solothurn) hun klooster naar de plaats boven op de rots, waar de Mariakapelle im Stein stond en waar de Gnadenkapelle diep in de rots zat. Wellicht waren de grote aantallen pelgrims de directe aanleiding vanwege de inkomsten en legaten.

Het klooster en de kloosterkerk Mariastein in Metzerlen zijn gebouwd tussen 1636 en 1655. De kerk van dit nieuwe benedictijnenklooster is op 31 oktober 1655 ingewijd.

Het kloostercomplex rond 1680. Afbeelding: informatiecentrum Mariastein

Het klooster, de kloosterkerk en de kloosterplaats

Het interieur van de kerk

De voorgevel en de kerktoren zijn tussen 1830 en 1834 in de classicistische stijl opgetrokken. Pas sinds 1900 en 1934 heeft het interieur van de kerk haar neo-barokke stijl. Het moderne ontwerp van het kloosterplein (1997) is van de Ludwig Stocker (1932). Op 5 juli 1926 verhief Paus Pius XI (1857-1939) de kloosterkerk tot basilica minor.

Een bewogen geschiedenis

Het klooster heeft een bewogen geschiedenis. In maart 1798 trok de Franse generaal Balthasar von Schauenberg (1748-1831) Mariastein binnen, verwoestte het klooster en verkocht de bezittingen. Het verwoeste klooster werd in 1802 teruggekocht door abt Hieronymus Brunner (1739-1804).

Het kanton Solothurn en de federale overheid wilden na 1831 profiteren van het economische succes van het welvarende klooster. Een speciale belasting verarmde het klooster vervolgens.

Het kanton Solothurn hief het klooster in 1874 op. De aanleiding was de zogenaamde ‘Kulturkampf’, de onenigheid tussen de katholieke kerk en de Zwitserse Confederatie. Het religieuze leven in de kerk en de bedevaart konden in het katholieke kanton wel worden voortgezet.

De meeste monniken trokken 1874 naar Delle (Frankrijk), maar moesten Frankrijk 1901 verlaten. De monniken verplaatsten toen het klooster eerst naar Dürrnberg bij Salzburg en in 1906 naar Bregenz (Oostenrijk) en Altdorf (kanton Uri). In 1941 dwong de Gestapo de Benedictijnen hun klooster in Bregenz te verlaten.

Afbeelding: informatiecentrum Mariastein

Het kanton Solothurn gaf in 1941 deze monniken toestemming als asielzoekers naar het klooster terug te keren. Na een referendum in kanton Solothurn kreeg de Benedictijner orde op 21 juni 1971 weer de volledige eigendom van het klooster.

Tegenwoordig zijn er zestien monniken, die dagelijks een mis, gebeden en gezang ten uitvoer en gehore brengen.

(Bron: Pater Lukas Schenker, Mariastein, 2014, Einsiedeln, www.kloster-mariastein.ch)

De stad Solothurn was tot 1792 de residentie van de Franse ambassadeur bij de Eidgenossenschaft. Linksboven beeld (1680) van de Franse Koning (rex Ludovicus) Lodwijk XIV en de fleurs de lis in de kloosterkapel.

De kloostertuin

De Sacristie

 

De kloostergangen

De onlangs gerenoveerde bibliotheek

De stola uit klooster Beinwil, 12e eeuw.

De St. Anna-Kapelle en de kruisweg (der Kreuzweg)

De voormalige Pelgrimsherberg, tegenwoordig Klosterhotel Kreuz met de heilplanten- en kruidentuin. 

Honderden tegels met dankbetuigingen in tientallen talen in de (onderaardse) gangen van de Gnadenkapelle

Informatie in meer dan 30 talen, inclusief  Reto-Romaans