Neuchâtel was in de 2e eeuw na Christus al bewoond gebied. De archeologische vondsten wijzen op een Gallo-Romeinse cultuur en dus bewoning door Kelten voor de komst van de Romeinen aan het einde van de eerste eeuw v. Chr.
In de zevende of achtste eeuw is de eerste kerk kerk gebouwd. De koningen van het Koninkrijk Bourgondië (888-1032) bouwden in de tiende of elfde eeuw een versterking op de heuvel. Het kasteel van Neuchâtel is in 1011 in een document Novum castellum genoemd en vanaf de 12e eeuw Novum castrum. Neuchâtel, Neuenburg in het Duits, is een letterlijke vertaling.
De eerste betrouwbare informatie over Neuchâtel dateert uit de jaren 1140, toen de broers Mangold II de Fenis (gestorven rond 1147) en Rodolphe I de Fenis (gestorven rond 1149) Neuchâtel bestuurden. Aan het einde van de twaalfde eeuw komt de familie voor als de graven van Neuchâtel.
De graven oefenden tot het uitsteven van de dynastie in 1395 hun macht uit op het het gebied van de huidige kantons Neuchâtel en Bern.
De graven stichtten diverse abdijen, onder andere de (in 1536 bij de reformatie opgeheven) abdij van Fontaine-André in 1143 en de collégiale rond het jaar 1190.
De heuvel herbergt als een acropolis sindsdien ruim negen eeuwen van architectonische en decoratieve ontwikkelingen.
De collegiale kerk en haar klooster zijn samen met het naburige kasteel en de koninklijke aula een monumentaal geheel dat van uitzonderlijk belang is voor zowel de politieke als de architectonische geschiedenis van het kanton.
(Bron: J. Bujard (Ed.), Histoire du canton de Neuchâtel. Aux origines médiévales d’un territoire, Neuchâtel, 2014).