De eerste interventie van het Rode Kruis

De Franse troepen onder leiding van generaal Charles-Denis Bourbaki (1816-1897) waren in januari 1871 omsingeld door de Pruisische troepen in de Franse-Duitse oorlog van 1870-71.

Het Verdrag van Verrières is op 1 februari 1871 getekend door generaal Hans Herzog (1819-1894), opperbevelhebber van het Zwitserse leger, en generaal Justin Clinchant (1820-1881), bevelhebber van het Franse leger. Het akkoord voorzag in de internering in Zwitserland van de uitgeputte Franse troepen.

De intocht van ruim, deels (zwaar) gewonde en uitgeputte, 80.000 manschappen, onderofficieren en officieren, 11.800 paarden, 285 kanonnen en 1.158 voertuigen van het Franse leger door Les Verrières (kanton Neuchâtel), Sainte-Croix, Vallorbe, Ballaigues en de Vallée de Joux (kanton Vaud) is toen begonnen.

De internering van het ‘Bourbaki-leger’ in Zwitserland was een daad van medemenselijkheid en solidariteit en eerste interventie van het in 1863 in Genève opgerichte Rode Kruis.

De manschappen zijn verdeeld over 190 gemeenten in 24 kantons onder begeleiding van Zwitserse militairen en georganiseerd door generaal Herzog uit Aargau. De internering van dit leger was een enorme uitdaging voor het land, de kantons, gemeentes en hun inwoners. De succesvolle voltooiing gaf was aanleiding voor oprechte voldoening.

Het ontvangen, huisvesten, voeden, verzorgen en bewaken van meer dan 80.000 Franse soldaten was een zware taak voor de jonge federale staat. Het Bourbaki-leger bevond zich in een deplorabele toestand, gehavend door vermoeidheid, koude en honger.

Het is echter warm onthaald door de Zwitserse bevolking. De geïnterneerden werden verzorgd en gevoed. Desalniettemin overleefden 1.700 soldaten het niet. Grafmonumenten herinneren nog aan deze tragedie.

Het Straatsburg-monument voor het hoofdstation SBB van Bazel herinnert aan de humanitaire hulp die de Zwitserse bevolking verleende tijdens het beleg van Straatsburg in augustus en september 1870, toen de stad zwaar werd gebombardeerd.

(Bron en nadere informatie: www.bourbaki-verrieres.ch)

(Bron en meer informatie: www.bourbaki-verrieres.ch).

De Carré Savoyard

Vaud (pagus Waldensis in het Latijn, Pays de Vaud in het Frans) is sinds de Romeinse tijd een strategische ruimte geweest, gelegen op het kruispunt van belangrijke verbindingswegen tussen noord en zuid Europa.

Vaud was onderdeel van het ‘eerste’ koninkrijk van Bourgondië (443-543) na de val van het Romeinse Rijk, daarna kwam het onder Merovingisch (561-751) en vervolgens Karolingisch gezag (751-843).

Onder dit bestuur werd het een graafschap, comitatus Waldensis. Vanaf 888 tot 1032 was de geschiedenis van Vaud verbonden met het ’tweede’ koninkrijk van Bourgondië.

Daarna maakte Vaud deel uit van het Heilige Roomse Rijk.

De steden waren nog steeds klein, restantanten van hun bloeitijd in het Romeinse Rijk (onder andere Lausanne (de bisschopszetel), Vevey, Avenches, Moudon, Orbe, Nyon, Yverdon).

De graven van Savoie, sinds 1416 het hertogdom Savoie, controleerden sinds 1286 Vaud door de baronie van Vaud, die in handen was van een jongere tak van Savoie.

Vanaf 1359 zouden de hertogen echter directe controle krijgen. Met de komst van Savoie vonden er in Vaud grote veranderingen plaats op het gebied van architectuur, met name bij de bouw van kastelen.

Het zogenaamde carré savoyard is het bekendste voorbeeld. Dit kasteel is nog steeds in Vaud te zien.

Iedere muur van het vierhoekige kasteel heeft aan de uiteinden torens en torentjes met uitstekende hoeken, die de hele muur kunnen overzien. Dit nieuwe type kasteel verscheen rond 1258-1265 voor het eerst in Yverdon-Les-Bains (kanton Waadt).

(Bron: O. Meuwly en anderen, Histoire Vaudoise, Lausanne 2015).

Johannes de Doper Kerk in Grandson

De kerk (L’église Saint-Jean-Baptiste) is een juweel van romaanse kunst en behoort tot het nationale erfgoed.

De architectuur weerspiegelt de verschillende bouw- en transformatiefasen die elkaar in de loop van negen eeuwen geschiedenis hebben opgevolgd. De Romaanse structuur, prachtige beeldhouwwerken en fresco’s zijn grotendeels behouden.

In 1178 werd de benedictijnse priorij aan de monniken van de Chaise-Dieu uit de Auvergne overgedragen en werden de klokkentoren en koepel bijgebouwd, in de Romaanse stijl van de Auvergne.

Aan het einde van de 13e eeuw werd de abside van het koor in gotische stijl herbouwd en werd de noordelijke kapel toegevoegd.

Tijdens de reformatie in 1554 werd het klooster ontbonden en verloor de kerk haar katholieke functie. In de 18e en 19e eeuw werd de westgevel volledig verbouwd.

(Bron en verdere informatie op www.vd.ch).