Parc Ela en Giovanni Segantini

Giovanni Segantini (1858-1899) maakte aan het eind van de 19e eeuw het landschap van Sursens in Graubünden beroemd. In Savognin vond hij het licht en de bergen die hem inspireerden.

De twee valleien Albula en Surses (Oberhalbstein) vormen vandaag de dag het Parc Ela, samen 21 gemeenten, voornamelijk gelegen in het gebied van het Reto-Romaanse Surmiran. Er wonen ongeveer 6.000 mensen. Het gebied is ook drietalig: Romaans, Duits en Italiaans. De bekendste bergpassen in Albula, Septimer en Julier.

Savognin, Bergün, Tiefencastel, Riom-Parsonz, Filisur, Bivio, Lenz, Tinizong en Alvaneu zijn de grootste gemeenten.

De regio kent ook veel kastelen, (romaanse) kerken (Mistail bijvoorbeeld) en prachtige Engadiner huizen in het Albulatal, Filisur en Bergün.

Het landschap toont de gevolgen van de vele aardverschuivingen, lawines en langdurige geologische processen.

Vele beekjes, landbouwgebieden, kloven, bergen en bossen vormen een vruchtbaar mozaïek voor een enorme diversiteit aan dier-, planten- en schimmelsoorten.

(Bron: H. Gredig (Hrsg), Parc Ela. Ein Wegweiser zu Natur un Kultur im Albulatal und Surses, Bern, 2009).

De Glacier Express

De reis van de zogenaamde Glacier Express voert over 291 bruggen en door 91 tunnels over de Zwitserse Alpen, van Zermatt en de Matterhorn naar St. Moritz. De trein vindt zijn weg door afgelegen valleien, steile rotswanden, bergdorpjes, door de prachtige Rijnkloof (die Rheinschlucht), de Grand Canyon van Zwitserland en beklimt op de Oberalppas van 2033 meter het hoogste punt van de reis.

De trein doorkruist ook het Albuladal en het indrukwekkende Landwasserviaduct. Een van de ingenieurs die het allemaal mogelijk maakte was Richard Coray (1869-1946). Hij ontwikkelde een systeem om de problemen bij de aanleg van de vele viaducten op te lossen.

Het onderhoud van deze viaducten is ook een enorme operatie en kunstwerk op zich, lijkend op de werken van Christo Vladimirov Javacheff of Christo (1935-2020).

(Bron en verdere informatie: www.glacierexpress.ch).

Het dorp Allschwil

Het dorp Allschwil in het kanton Basellandschaft kent een lange historie, die teruggaat tot de Steen-, Bronzen- en  Romeinse tijd, toen het gebied bewoond werd door de Keltische stam van de Rauracen.

In 1033 wordt de plaats voor het eerst genoemd in een document onder de naam Almswilre. Het hoorde in de Frankische tijd  bij het hertogdom Elzass, daarna viel het in de elfde eeuw onder het prins-bisdom Bazel.

Bij de reformatie sloot de stad in 1525 een defensief verdrag (Schirmmvogtei)  met de stad Bazel, maar bleef vallen  onder het prins-bisdom Bazel.

Hoewel de Eidgenossenschaft,  afgezien van Graubünden (tijdens de Graubündner Wirren 1618-1639) gedurende de Dertigjarige Oorlog geen belangrijk strijdtoneel was, werd Allschwil in 1634 wel  geplunderd door Zweedse troepen.

In de Franse (1798-1813) tijd viel Allschwil eerst onder de Rauraakse Republiek (1792, in 1793 weer opgeheven), daarna van 1793  onder het departement Mont-Terrible en van 1800-1813 onder het departement Haut-Rhin.

Bij het Congres van Wenen werd Allschwil in 1815, evenals de Birseck, aan kanton Bazel toegewezen. Het overige gebied van het voormalige prins-bisdom Bazel ging naar kanton Bern. Sinds 1833 is het dorp deel van kanton Basel-Landschaft.