Morat, Karel de Stoute, de obelisk en het panorama en de Eidgenossen

Morat (Murten in het Duits) is een van de steden, die door een speling van het lot in het kanton Freiburg ligt, en bijvoorbeeld niet in de kantons Bern of Vaud.

De zestiende eeuw én de inlijving bij kanton Freiburg tegen de wil van de bevolking in 1803 bij de Mediationsakte (opgesteld door Napoleon) waren hierbij doorslaggevend.

Het is een tweetalige stad, met een Duitstalige meerderheid van ongeveer 83%. De stad is gesticht door de Hertogen van Zähringen in de tweede helft van de twaalfde eeuw, vrijwel tegelijk met Bern en Freiburg. Daarna volgde in de dertiende eeuw de periode van de Graven en Hertogen van Savoie.

De Bourgondische oorlogen van 1476 zijn voor Morat van doorslaggevend belang geweest. In 1475 koos de stad voor Bern en Freiburg, tegen Bourgondië en haar bondgenoot Savoie.

Karl Giradet (1813-1871), Murtenschlacht, 1857. Museum Murten

De Hertog van Bourgondië belegerde Morat in juni 1476, na diens nederlaag bij Grandson in maart van dat jaar. De stad, bestuurd door Savoie, had in 1475 de kant van Bern, Freiburg en hun confederale bondgenoten gekozen. De Hertog van Bourgondië verliest en de stad zal vanaf 1484 tot 1798 afwisselend door Bern en Freiburg worden bestuurd.

Lord Byron (1788-1824) schreef in 1816:

While Waterloo with Cannae’s carnage vies, Morat and Marathon twin names shall stand;
They were true Glory’s stainless victories,
Won by the unambitious heart and hand
Of a proud, brotherly, and civic band, ….

De Obelisk van Meyriez is opgericht in plaats van de Beinhauskapelle voor de omgekomen Eidgenossen. Bij de Franse invasie en verovering van de oude Confederatie in 1798, hebben Bourgondische soldaten in het Franse leger de kapel verwoest. In 1821 heeft het kanton daarvoor in de plaats deze obelisk opgericht. Het geeft wel aan hoe diep trauma’s kunnen zitten: ruim drie eeuwen van 1477 nemen Bourgondische soldaten alsnog wraak!

Het museum in Morat geeft een goed gedocumenteerd overzicht van de slag bij Morat. Bovendien renoveert het museum het Panorama van deze slag in 1476!

Het prinsbisdom Bazel

Het bisdom Bazel kent een geschiedenis, die teruggaat tot het Romeinse Rijk. Basilia, zoals de stad toen heette, werd waarschijnlijk vanwege de invallen van de Germaanse stammen (de Alemannen) aan het einde van de vierde eeuw de nieuwe zetel van de bisschop, die daarvoor in Augusta Raurica (Augst) zetelde.

Augusta Raurica (Augst), bisschoppelijk paleis

De heuvel, waarop later de kathedraal gebouwd zou worden, bood een goed toevluchtsoord. Tot het Karolingische Rijk van Karel de Grote (742-814) leidde het bisdom een (politiek en cultureel) onopvallend bestaan.

Twee bisschoppen springen er in deze periode uit, bisschoppen Waldo (740-814) enHaito (762-836), adviseurs van Karel en culturele vernieuwers.

In 999 zou het bisdom ook een seculiere en militaire macht worden. In dat jaar verwerft het bisdom de rechten van de abdij Moutier-Grandval (een geschenk van Rudolf III (971-1032), de laatste koning van Bourgondië).

Rond 1 000 wordt de bisschop vazal van de keizer en prins in het Heilige Roomse Rijk.  Dit is het begin van het prinsbisdom Bazel, dat tot het begin van de negentiende eeuw zou bestaan.

Een belangrijk moment is de (financiële) betrokkenheid van keizer Hendrik II (953-1024) bij de bouw van de Münster. Sculptuur van de keizer en zijn vrouw Cunegonde (980-1033) zijn op diverse plekken in de kathedraal nog te zien.

Das Münster

Met het verwerven van de abdij St. Ursanne in 1146 en door militaire expedities in de dertiende eeuw werd het prinsbisdom de sterkste seculiere macht aan de Bovenrijn. Het gebied omvatte de huidige Jura, de Sundgau, zuidelijk Elzas, Birseck, Birstal en nog verspreide bezittingen in Zuid-Duitsland.

Als gevolg van de Bourgondische oorlogen in 1476, de bisschop had de kant van de Eidgenossen Bern, Solothurn en Freiburg gekozen, ontstond ook de tweedeling, die bij de huidige referenda in 1979 (ontstaan kanton Jura minus zuidelijke gebieden) en 2021  (referendum Moutier) nog zo’n grote rol zouden spelen.

Het zuidelijke deel van de Jura met de steden Biel en Moutier, kwam onder de invloedssfeer van Bern en Solothurn te staan, het noordelijke deel met Délemont, Porrentruy en St. Ursanne bleef onder volledige zeggenschap van de bisschop.

Door de toetreding van de stad Bazel tot de Eidgenossenschaft in 1501 werd de relatie tussen bisschop en stadsbestuur steeds moeizamer.

Het Raadhuis (Rathaus) van Bazel

Toen Bazel naar het andere geloof overging bij de Reformatie, verlegde de bisschop in 1527 zijn zetel naar Porrentruy (Pruntrut in Duits). De architectuur en grandeur van de stad getuigen nog steeds van de pracht en praal van de prins-bisschop en diens hof.

De Vrede van Westfalen (1648) leidde tot een verdere (politieke) verwijdering tussen de noordelijke en zuidelijke Jura. Het gebied van de prins-bisschop bleef na 1648 een katholiek vorstendom van het Heilige Roomse Rijk, terwijl de Eidgenossenschaft als soevereine staat werd erkend.

De wereld na 1792 zou niet meer hetzelfde zijn voor de prins-bisschop en zijn prinsbisdom. In 13 jaar tijd volgden vijf politieke constructies elkaar op, totdat het gebied in 1815 werd opgedeeld tussen het kanton Bern (het gebied minus de Birseck) en kanton Bazel (de Birseck).

Ook in deze periode kenden noord- en zuid Jura een andere politieke geschiedenis. Het noorden van de Jura werd op 17 december 1792 ten gevolge van de Oostenrijks-Franse oorlog de Franse République rauracienne. Op 23 maart 1793 werd dit gebied samengevoegd met het Franse departement Mont-Terrible. In 1797 annexeerde Frankrijk ook het zuidelijke deel van de Jura van het prinsbisdom in dit departement. Bij de volgende herziening op 17 februari 1800 werd het hele gebied van het prinsbisdom toegevoegd aan het departement Haut-Rhin.

Dit bleef de situatie tot de nederlaag van Napoleon. In december 1813 bezetten geallieerde troepen dit gebied. In de jaren 1814 en 1815 werd het gebied bestuurd door twee door de geallieerde benoemde gouverneurs die hun zetel in Arlesheim hadden.

Op 20 maart 1815 besloten de vier grootmachten Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Pruissen en Rusland op het Congres van Wenen het prinsbisdom op te delen tussen de kantons Bern en Bazel.

Delémont, Musée d’art et d’histoire. 

De inwoners werd niets gevraagd, het werd in het belang geacht van een sterke Zwitserse positie aan de grenzen. Dit verleden heeft Jura, Bazel en Bern 1979 (Jura scheidt zich al van kanton Bern), 1994 (de Birseck kiest voor kanton Basel-Landschaft) en 2021 (Moutier kiest voor kanton Jura) ingehaald.

(Bron: A. Berchtold, Bâle et Europe. Une histoire culturelle, Lausanne 1990).

Evenredige vertegenwoordiging

Op 13 oktober 1918 werd het referendum voor een evenredige vertegenwoordiging op basis van algemeen kiesrecht (alleen voor mannen echter) aangenomen.

De verkiezingen het parlement (Nationalrat) werden zelfs met een jaar vervroegd om het stelsel op zo’n kort mogelijk termijn in te voeren.

Op 26 oktober 1919 was het zover: de eerste verkiezingen onder het nieuwe stelsel van evenredige vertegenwoordiging werden gehouden.

De tentoonstelling in het parlementsgebouw herdenkt deze gebeurtenissen, die verstrekkende gevolgen zouden hebben voor de Zwitserse politiek.

De drietalige tentoonstelling in het behandelt verschillende aspecten van deze periode rond 1918-1919, zoals de levensomstandigheden, de algemene staking, de gebeurtenissen in Europa en het proces naar de eerste evenredige verkiezingen (zonder vrouwen) op nationaal niveau.

Toen het parlement in 1919 voor het eerst door middel van evenredige vertegenwoordiging werd gekozen, werd in sommige Zwitserse kantons al gebruik gemaakt van evenredige vertegenwoordiging.

Het kanton Ticino speelde hierin een voortrekkersrol. In 1892 werden de regering en het parlement op basis van een evenredige vertegenwoordiging gekozen. (bron en verdere informatie: www.parlament.ch).