Rhäzuns, Habsburg en de Romaanse kerken Sogn Paul und Sogn Gieri

Toen Oostenrijk op 18 januari 1819 formeel de heerschappij van Rhäzuns aan het kanton Graubünden overgaf, had de laatste vreemde mogendheid het kanton verlaten.

Deze heerschappij begon in de twaalfde eeuw met de eerste gedocumenteerde akte (1137/1139) van de Freiherr van Rhäzuns. Het gebied omvatte de dorpen en omgeving van Rhäzuns en Bonaduz, Domat Ems en Felsberg, strategisch van groot belang in verband met de Lukmanierpas en de Splügenpas en de toegang van het Hinterrheintal.

De machtige abt van de Abdij Disentis, de nog machtigere bisschop van Chur en de Freiherr Von Vaz hadden ook wel oog voor deze handelsroutes en (gewapende) twisten (Vazer Fehden) domineerden de 13e en 14e eeuw.

Van groot belang was de Illanzer Bund of Obere Bund van 14 februari 1395, de voorloper van de in 1424 tot stand gekomen Grauer Bund, een van de drie soevereine staten, die opgaan in Graubünden in 1524 (De andere twee zijn de Gotteshausbund en de Zehngerichtebund).

Geografisch omvatte de Obere Bund het gebied van de Vorderrhein, Rhäzuns en zijn gebieden in de Hinterrhein. Het Graafschap Werdenberg-Sargans en diens gebieden van het Flimser woud trad even later ook toe.

De Bisschop van Chur bleef echter op het oorlogspad en vier Orte van de Eidgenossenschaft (Zürich, Luzern, Uri, Schwyz) en Habsburg gingen zich ermee bemoeien.

Na een onrustige 15e eeuw stierf het geslacht van de Freiherren van Rhäzuns in 1458 uit en na de in die tijd gebruikelijke koehandel in dit soort gevallen verwierf Habsburg (Keizer Maximiliaan) in 1497 de heerschappij van Rhäzuns om deze pas in 1819 af te staan aan het kanton Graubünden.

Impressies van de twee Romaanse kerken in Rhäzuns

De stad Avenches

De stad Avenches is omstreeks het jaar 1259 gesticht door Jean de Cossonay (c. 1219-1273), bisschop van Lausanne.

Avenches had als voorloper de Romeinse stad Aventicum, hoofdstad van de Helvetiërs, gesticht door keizer Augustus en onder keizer Vespanianus rond 70 n. Chr. opgewaardeerd tot Colonia, maar verwoest door de Alemanni rond 270 n. Chr., weer herbouwd en in de zesde eeuw zelfs voor korte tijd bisschopsstad voordat Lausanne dit werd.

Daarna werd de oude stad Aventicum verlaten. De middeleeuwse stad Avenches werd op de even verderop gelegen heuvel herbouwd.

Naast de Romeinse nalatenschap, onder andere het amfitheater, dat zomer’s in gebruik is als festivalplaats, en het theater, kent de stad een intacte middeleeuwse en vroeg moderne erfenis, onder andere het kasteel (14e eeuw), kerk (13e eeuw), het oude hospitaal (1720), L‘Auberge de la Coronne (1711), L’Hotel de Ville (1753) en vele middeleeuwse straatjes.

De Alpabzug in Graubünden

Sinds de 11e en 12e eeuw is er in grote delen van Europa, waaronder Zwitserland, sprake van een groei van de stedelijke ontwikkeling.

Steden  groeiden (onder andere Genève, Zürich, Bazel, Chur) of werden gesticht (onder andere Bern en Freiburg).

Tijdens deze periode veranderde ook de agrarische sector. In Centraal-Zwitserland en Graubünden maakte de schapenhouderij steeds meer plaats voor rundvee.

Van 1630 tot het einde van de 19e eeuw daalde het aantal schapen in dit gebied met de helft, terwijl het aantal runderen sterk toenam. Het landschap laat dit ook zien, het is in feite één weidetapijt.

De boeren zijn gespecialiseerd in het houden van vee en de koe was de belangrijkste dier. Het rundvee en de kaasproductie werden in de loop van de 15e eeuw steeds meer bepalend voor de identiteit van de Zwitserse Confederatie of Eidgenossenschaft.

De “Kuhschweizer” werd een scheldwoord in de context van de politieke en militaire strijd tussen Habsburgse vorsten en de republikeinse confederatie.

Koeien (en huurlingen) werden een symbool van federale deugdzaamheid. In de 18e eeuw kreeg de positieve beoordeling van de pastorale economie brede erkenning op het Europese continent, het idyllische Zwitserland.

Het jaarlijks terugkeren van het vee uit de malse Alpenweiden, soms tot 2200 meter hoogte, is nog steeds een feest in de dorpen van Graubünden (en andere Alpengebieden).

De koeien en hun begeleiders gaan in september weer het dal in, vaak langs een steil en eeuwenoud aangelegd pad, zoals de in 1645 in de rots van de Flimstein gehouwen Scala Mola weg.

De boeren en koeien zijn dan de helden van de dag. (Bron: J. Mathieu, Die Alpen. Raum, Kultur, Geschichte, Stuttgart 2015).