Het lange proces van politieke integratie in Zwitserland

Als kritische vriend van Zwitserland onderzocht Karl Wolfgang Deutsch (1912-1992) de uitdagingen van de 20e en 21e eeuw voor Zwitserland.

In het grootste deel van een tekst uit 1976 behandelt Deutsch het “speciale geval Zwitserland”, de zogenaamde – tegenwoordig bekritiseerde – “Sonderfall der Schweiz”.

De fundamentele vraag die moet worden gesteld is waarom het integratieproces in Zwitserland met succes heeft plaatsgevonden en waarom er zo’n proces is tussen inwoners die zo sterk aan hun talen en de regionale en andere bijzonderheden vasthielden.

Het proces heeft zich over een lange periode voltrokken met een minimale gemeenschappelijke overheid, geen gemeenschappelijke politie, zonder gemeenschappelijke rechtbanken en met een minimum aan instellingen en bindende en afdwingbare wetten. De Zwitserse Confederatie had tot 1848 geen effectieve federale autoriteit.

De belangrijkste argumenten zijn de geografie, de speciale aard van de boeren en overige de bevolking, de passen en verkeerswegen, geldeconomie, het wapenbezit, de erfenis van de communale beweging en de Landsgemeinde, de feitelijke afwezigheid van ‘buitenlandse’ landsheren vanaf de veertiende eeuw, de formele zelfstandigheid zonder ‘vreemde’ rechters, vanaf 1648,  techniek van het federalisme, een politieke cultuur van compromis, vasthoudendheid en moed, handel en innovatie en de vorming van kapitaal als voorwaarde voor de industriële revolutie en de afname van sociale tegenstellingen.

Karl Deutsch wijst op het belang van het concurrentievermogen van belangrijke industrieën. Een land dat niet kan veranderen zonder zijn essentiële identiteit te verliezen, kan in de toekomst instabiliteit riskeren en zelfs zijn bestaan verliezen. De oplossing voor het probleem ligt volgens Karl Deutsch in het aanpassen van veranderingen met behoud van essentiële delen van de identiteit.

De tekst in kwestie is een gepubliceerd transcript van de lezing die Deutsch in 1976 in het Duits gaf in Bern. De eigenlijke tekst is niet formeel gepubliceerd. De tekst is een weergave van de politicoloog Daniel Frey, die hem in 1976 in Zwitserland publiceerde.

(Bron en verdere informatie: Zwitserland als paradigmatisch geval van politieke integratie, Bern, 1976; Wolf Lindner, Federalisme. Het geval Zwitserland, 2014)

Pavillon Le Corbusier

Het Pavillon Le Corbusier aan het meer van Zürich wordt beschouwd als een architectonisch juweel.

Het idee voor het gebouw werd in 1961 geïnitieerd door de galeriehoudster Heidi Weber (1928), die, na de plotselinge dood van Le Corbusier (1887-1966), toezicht hield op de voltooiing en opening op 15 juli 1967.

Heide Weber schreef bij deze gelegenheid: “Dieses Haus ist ein Werk von Le Corbusier. Ich habe es zu seinen  Ehren erstellen lassen um von hier aus seine Ideen zu verbreiten und in seinem Sinne in der Öffentlichkeit zu wirken“.

Heidi was niet alleen onder de indruk van zijn architectuur, maar ook van zijn vele andere creaties, meubels, schilderijen en zelfs wandtapijten en zij bracht deze creaties onder de aandacht van het publiek en sloot zelfs een exclusief contract met de meubelfabrikant Cassina voor de verkoop van de meubels van Le Corbusier.

Heidi moedigde Le Corbusier ook aan om zijn eigen museum te ontwikkelen, zijn eigen paviljoen, om zijn ideeën en prestaties tot uitdrukking te brengen en te verklaren.

Zij organiseerde de bouwvergunning en de locatie aan de oever van het meer. Vlak voor zijn dood voltooide Le Corbusier in 1965 het plan en in juli 1967 opende het  zijn deuren.

Het is het laatste gebouw ontworpen door de architect en zijn enige gebouw van staal en glas.

Na een uitgebreide renovatie straalt het gebouw tegenwoordig en in het park aan het meer weer in pracht en praal en nodigt de bezoekers uit om een unieke “architectonische promenade” door de verschillende verdiepingen te nemen. Het paviljoen wordt als museum beheerd door het Museum für Gestaltung Zürich.

(Bron en verdere informatie: Pavillon Le Corbusier).

Maquettes en foto’s van gebouwen van Le Corbusier

De Rijnkloof of Ruinaulta

De Rijn ontspringt in de Alpen in het St. Gotthard-massief. De Vorderrhein (Voor-Rijn) ontspringt vlakbij de Oberalppas en komt bij Reichenau-Tamins, ongeveer tien kilometer voor Chur, samen met de Hinterrhein (Achter-Rijn) om vanaf Chur de ongeveer 1220 kilometer lange reis naar Nederland te beginnen.

De Vorderrhein en de Hinterrhein komen samen bij Reichenau-Tamins, op weg naar Chur, Bazel en Lobith

De Rijn is op veel plaatsen imposant en iedere plek vanaf de bronnen heeft weer haar eigen charme, de rijnvlakte bij St. Gallen, de waterval bij Schaffhausen tot de dichterlijke rivier door het Nederlandse landschap. De Rijnkloof tussen Ilanz en Reichenau is echter van onovertroffen schoonheid en natuurlijke veelzijdigheid.

De kloof (Rheinschlucht of Ruinaulta in de Romaanse taal) van ongeveer 14 kilometer lengte tussen Ilanz, de eerste stad aan de Rijn, en Reichenau bij Chur, herbergt steile wanden tot 400 meter, vele watervallen, beekjes, bossen, weiden en een rijke flora en fauna.

De oorsprong van de Rijnkloof gaat terug tot de grote aardverschuiving van Filmserstein, die ongeveer 9500 jaar geleden plaatsvond. Sinds 1977 is de Rijnkloof opgenomen in de Federale Inventaris van Landschappen en Natuurmonumenten van Nationaal Belang (BLN).

De aardverschuiving bedekte een groot gebied tussen Ilanz en Reichenau. Er ontstond een meer en het water van de Vorderrhein baande zich geleidelijk een weg door de massa van steen en aarde. De 400 meter diepe en 14 kilometer lange kloof werd gevormd.

Talrijke kleine schiereilanden, Islas, ontstonden. Ze werden soms gebruikt als weide- en landbouwgrond en in de middeleeuwen ontstonden nederzettingen in de kloof. De Islas hebben ook namen, bijvoorbeeld Isletta, Disla-Prau Grond, Isla Sura, Isla Sut, Islas da Bargaus, Isla da Corvs, Islas da Zir, Zir Grond, Zir Pign of Isla Davon.

De wegen voor personen en goederenverkeer liepen aanvankelijk niet door de kloof, maar langs de randen op de hoger gelegen delen. Ze verbonden Reichenau-Tamins, Trin, Sagogn, Versam, Schluein, Ilanz, Castrisch, Flims en Laax met Chur. In de loop der tijd is de kloof echter op verschillende plaatsen toegankelijk gemaakt door wegen en bruggen.

Ilanz

Met de industrialisatie en modernisering in de 19e eeuw groeide ook de behoefte aan aansluiting op de spoorlijn. De spoorlijn Reichenau-Ilanz is geopend in 1903 en verbind diverse dorpen, onder andere Versam-Safien, Sagogn, Valendas en Castrisch  tot het verderop gelegen Disentis-Mustér. In verband met de aanleg van de spoorlijn en het toenemende autoverkeer zijn nadien nieuwe wegen en bruggen gebouwd.

Tegenwoordig is de Rijnkloof met zijn prachtige landschap en flora een beschermd natuurgebied en toeristisch project met de naam “Monumemt Ruinaulta”.

(Bron en verdere informatie: M. Bundi, La Ruinaulta. Ein kulturthistorisch Handbuch, Chur 2020)

Versam