Kanton Neuchâtel

De historie van dit kanton kent tot het jaar 1000 grotendeels hetzelfde verloop als veel andere kantons.

1100-1798

De prehistorie, de Kelten, de Romeinen, de Alemannen, Franken, het Karolingische Rijk en de Bourgondische koningen hebben ook in Neuchâtel de geschiedenis bepaald tot 1032.

Na de stichting van het kasteel novum castellum door de Bourgondische koning in 1011, vandaar de naam Neuenburg/Neuchâtel, breidde de nieuwe vestiging zich in de daaropvolgend eeuwen uit.

In de eeuwen daarna zou het graafschap Neuchâtel (eind 12e eeuw) ontstaan en rond 1500 bereikte het graafschap de omvang van het huidige kanton Neuchâtel.

In deze eeuwen spelen Colombier, Valangins, Corcelles, Môtier, Auvernier, (Val de) Travers, Nugerol, Boudry, Le Landeron, Bevaix en andere (nieuw gestichte) steden en dorpen al een rol van betekenis in dit gebied, hetzij als autonome seigneuries, hetzij als plaatsen met kloosters.

Ook La Chaux-de-Fond, Le Locle, La Brévine, La Sagne, Les Verrières en andere plaatsen in de hoger gelegen delen van de Jura komen in deze periode tot ontwikkeling.

Neuchâtel lag strategisch aan de voet van de Jura en het meer van Neuchâtel en de handelswegen naar de huidige Franche-Comté en Bourgondië, de route naar (het prinsbisdom) Basel, (het meer) van Morat en Seeland.

Neuchâtel maakte vanaf 1032 deel uit van het Heilige Roomse Rijk en zou tot 1395 door de dynastie van de Graven van Neuchâtel worden geregeerd.

Neuchâtel was van de dertiende tot de vijftiende eeuw een graafschap van het Huis van Neuchâtel. Na het uitsterven van deze graven werd Neuchâtel de inzet van de lokale en Europese grootmachten.

Na het uitsterven van het geslacht Neuchâtel, werd het graafschap eerst geregeerd door Duitse dynastieën  (Huis van Freiburg en Hochberg, 1395-1504). Daarna vererfde het aan de Franse (koninklijke) familie d’Orléans-Longueville (1504-1706) en vervolgens aan de Pruisische koning (1707-1856) als Prinsen van Neuchâtel.

Er waren korte intermezzo’s van bestuur door kantons van de Eidgenossenschaft (1512-1529) en de  Franse maarschalk Alexander Berthier tijdens de Franse bezetting (1806-1813).

1798-1857

Neuchâtel werd in 1815 een Zwitsers kanton en lid van de Confederatie, met behoud van de status van Vorstendom van de Pruisische Koning. Dit hybride statuut ontaardde in de gevaarlijke ‘Neuchâtel-affaire’ in 1856.

De Zwitserse Federatie mobiliseerde haar troepen toen de koning van Pruisen, Prins van Neuchâtel, zijn eigendom opeiste, eventueel met militair geweld. In 1831 was er al een poging gedaan om de monarchie te dwarsbomen.

Wat in 1831 mislukte was een succes in 1848. Het lokte echter een monarchistische staatsgreep uit in 1856. De ‘Neuchâtel-affaire’ was geboren.

Frankrijk bemiddelde en de grote mogendheden Rusland, Engeland, Oostenrijk, Pruisen en Frankrijk sloten op 26 mei 1857 het Verdrag van Parijs.

Pruisen gaf definitief zijn rechten op. Neuchâtel was vanaf dat moment alleen nog  kanton van de Confederatie.

De laatste Europese vorst verliet op 26 mei 1857 voorgoed Zwitsers grondgebied.

De vlag

De vlag van het kanton Neuchâtel is groen, wit en rood: groen voor de weiden, bossen en bergen, wit voor de (besneeuwde) valleien en/of rijpe tarwe, en rood voor de vele wijngaarden. In het rode gedeelte staat  het Zwitserse kruis in de rechterbovenhoek.

Bron: Dictionnaire historique de la Suisse, Canton de Neuchâtel, https://hls-dhs-dss.ch/fr/articles/007397/2017-05-30).