Römische Meilenstein Via Claudia Augusta, Augsburg. Foto: TES.

Romeinse wegen en bruggen

De Romeinse wegen- en bruggenbouwers waren vaklieden. De aanleg van het wegennet over duizenden kilometers was  goed doordacht en optimaal aangepast aan de plaatselijke omstandigheden.

De wegen waren aangelegd in kaarsrechte lijnen, als het even kon langs zonnige hellingen, aan de randen van valleien of de hoge oevers van meren en rivieren.

De wegen overbrugden rivieren en valleien met verbazingwekkende en soms nog in gebruik zijnde bruggen en viaducten. Zelfs het oversteken van de Alpen was geen groot probleem voor de Romeinen.

De rivieren in het noorden of zuiden van het Alpenmassief boden juist gunstigste (vaar) wegen. Bovendien maakten meren, rivieren en vlakke gebieden tussen de rivierdalen hun verbinding mogelijk.

Zwitserland en Zuid-Tirol waren geen obstakels voor de Romeinen, maar onmisbare assen en verkeerswegen.

Daar ontwikkelden zich de belangrijkste verkeersaders van het Rijk. In Zuid-Tirol over de Brenner en de Reschen en in Zwitserland over de Grote en de Kleine St. Bernard, de Graubünderpassen Julier, Septimer, Maloja en de Ofenpas.

Deze laatste pas  was de verbinding van de Via Claudia Augusta van Italië naar de provinciehoofdstad Augusta Vindelicum (het huidige Augsburg) in de Provincia Raetia.

Deze wegen en passen bestaan nog steeds, gemoderniseerd maar volgens het plan van de Romeinen en hun geavanceerde technische mogelijkheden, landmeetkunde en gebruik van mortel, grind en kalkcement.