Ftan. Photo/Foto: TES

Ftan en de Contredanses françaises

Het dorp Ftan ligt aan de zuidzijde van een bergrug in het midden van Unterengadin, tussen Ardez en Scuol. Eigenlijk zijn er twee Ftans: Ftan Pitschen (het kleine Ftan) en Ftan Grond (het grote Ftan).

Het gebied strekt zich aan de noordzijde uit tot in de Silvretta regio aan met de grens met het Oostenrijkse Paznaun, de Futschölpas en de 3230 meter hoge Augstenberg (Piz Blaisch Lunga).

Het grote belang van de Futschölpas is door archeologen aangetoond. Ze hebben sporen van prehistorische aanwezigheid van mensen gevonden van 10500 jaar oud. Deze regio was ook in de Romeinse periode al bewoond.

Ook de eeuwenoude geschillen tussen de dorpen Ardez en Ftan over weiden en almen en de toegang tot de Futschölpas zijn een indicatie van veeteelt. De Graven van Tirol, de Habsburgers, het bisdom Chur en de kloosters van Marienberg (Zuid-Tirol) en Müstair betwistten de heerschappij van het Unterengadin, totdat de vallei zich in 1652 los kocht van Habsburg. Ze was toen al aangesloten bij de Gotteshausbund.

Ftan is vaak getroffen door lawines (1682, 1720 en de huidige bedreigingen), branden (1723, 1784 en 1885) en oorlogen (1499, Engadiner, Schweizer of Swabische Oorlog (afhankelijk van het perspectief) en in 1622 tijdens de Bündner Wirren (1619-1639).

Het was een arm voornamelijk agrarisch georiënteerd gebied. Sommige inwoners van Ftans kozen echter voor een militaire carrière en keerden welgesteld terug uit Franse of Nederlandse dienst. Jon Peider Schmid de Grüneg, bijvoorbeeld, diende de Franse koning in het Bündner regiment en bereikte de hoge  rang van luitenant-kolonel.

Zijn neef Martin Peider Padrotsch Schmid von Grüneg diende ook in dit regiment en schreef de ‘Contredanses françaises’. Zo bereikte de ‘Haute Culture’ het Engadin.
Dansen waren een belangrijk onderdeel van de educatie en cultuur van de aristocratische samenleving en gegoede burgerij.Augustin de Saint-Aubin (1736-1807), gravure 1774, La contredanse française. De belangrijkste dansen van het Franse hof en de bourgeoisie aan het einde van de 18e eeuw waren de contredanses en het menuet. (Bron: Erika Schneiter, “Contredanses in plaats van ordes: de “Contredanses françaises” van Martin Peider Padrotsch Schmid von Grüneg zu Ftan”, in Bündner Monatsblatt, uitgave 5, 1992).

Andere inwoners van Ftan waren ‘Zuckerbäcker’ en stichtten of kochten bedrijven in Italië, Noord- en Oost-Europa, bijvoorbeeld in Berlijn, Kopenhagen, Gdansk, Königsberg, Breslau, Moskou of Sint-Petersburg.

De Rhätische Bahn exploiteert vanaf 1913 een treinstation. De opening van een stoeltjeslift en skilift in de winter van 1970 leidde tot een verdere opleving van het wintertoerisme. Het dal met zijn (alpen) weiden en het nabijgelegen nationale Park zijn bovendien een paradijs voor wandelaars en zomervakantie.

In de herfst van 1792, na de bestorming van de Tuilerieën in Parijs, keerde priester Andrea Rosius à Porta (1754-1838) terug naar zijn geboortedorp Ftan, waar hij de opening van een private school voorbereidde. Op 1 oktober 1793 opende hij het Institut à Porta. Hij verrijkte het onderwijs met  Romaans lesmateriaal, “Il magister amiaivel”. Door concurrentie van volksscholen sloot het instituut in 1869 de deuren.  Maar een halve eeuw later opende een ander instituut zijn deuren. Het Hochalpine Institut Ftan specialiseerde zich in de bevordering van talent. In 1993, het jubileumjaar, werd ook het internaat opgericht en werd de naam veranderd in “Hochalpines Institut / Institut otalpin Ftan”.

(Quelle und weitere Informationen: P. E. Grimm, J. Wirth, Ftan, Scuol, 2016)