Oberalppass, end of the track. Photo: TES.

De Zwitserse Spoorwegen

Bazel had in Zwitserland de primeur van de eerste spoorlijn. Vanaf december 1845 reden treinen via Saint-Louis naar Straatsburg en vanaf 1852 naar Parijs. In 1847 zou de “Spanischbröstli-Bahn” tussen Baden en Zürich in bedrijf worden gesteld.

Dat was de situatie in 1848, toen de nieuwe Confederatie bij Grondwet werd vastgelegd. In 1850 telde het land slechts 25 kilometer spoorweg en drie stations, in Bazel, Baden en Zürich, terwijl andere landen samen toen al 20 000 kilometers rails en meer dan 700 stations hadden.

Tot 1848 waren de soevereine kantons, regio’s en steden niet in staat en (financieel en politiek) bereid het spoorwegennet te ontwikkelen op basis van een gemeenschappelijk beleid.

Dit veranderde met de komst van de Confederatie en de enthousiaste en gedreven persoonlijkheid van Alfred Escher (1819-1882).

Niet alleen Engelse toeristen hadden het land ontdekt, ook voor Engelse spoorwegingenieurs was het in Zwitserland goed toeven. Engeland had tenslotte de eerste spoorweg tussen twee steden (Liverpool en Manchester, 1830) en het dichtste spoorwegnetwerk.

Zwitserland raakte in de ban van de uitbouw van spoorwegnet, aangelegd en gefinancierd door de private sector. Rond 1860 lag er 650 kilometer spoor, in 1864 1 300 kilometer en in 1870 2730 kilometer en het land hoorde bij de Europese top.

Dit ging echter over het relatief makkelijke gebied van Noord-Zwitserland.

De Alpen waren van een andere orde. De Gotthard zou de eerste grote doorbraak zijn. In 1871 werd de Gotthardgesellschaft opgericht met Alfred Escher als president.

In 1872 begon in Göschenen (Zwitserse kant) en Airolo (Italiaanse kant) de bouw, op 1 juni 1882 werd de tunnel geopend en in 1902 ontstond de SBB, voortgekomen uit de vele particuliere spoorwegmaatschappijen.

Het huzarenstukje van de Gotthardtunnel werd in 2016 nog eens overgedaan.