Die Burg Spiez, Kanton Bern. Foto/Photo:TES

De Alemannische Taal

Het Alemannische Taalgebruik verwijst naar (Germaanse) dialecten in het zuiden van het Duitstalige gebied. Het gebied rond de Bodensee (meer van Konstanz) heeft taalkundig nooit een eenheid gevormd, afgezien van het huidige Duits en in de Romeinse tijd het Latijn.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

Schwäbisch (ten noorden van Tuttingen en Immenstadt in Baden-Württemberg);

Oberrheinalemannisch (Elzas, zuidelijk Baden-Württemberg en regio Bazel):

Bodenseealemannisch (de Duitse en Oostenrijkse Bodensee regio);

Hochalemannisch (een deel van de kantons Bern en  Graubünden en de kantons Schaffhausen, Thurgau, Glarus, Aargau, St. Gallen, Appenzell Innerrhoden en Appenzell Ausserrhoden, Zürich, Zug)

en 

Höchstalemannisch (de kantons Schwyz, Uri, Obwalden, Nidwalden,Wallis, Luzern en delen van Bern en Graubünden).

De Alemannen stuitten vanaf hun emigratie vanaf de vijfde tot de achtste eeuw op een Gallo-Romaanstalige bevolking aan de Zwitserse kant van de Bodensee. De Alemannen behielden, in tegenstelling tot de van oorsprong Duitstalige Bourgondiërs (443-543 en 888-1032)  in West-Zwitserland, hun Germaanse taal en dit leidde tot een (langzame) germanisering in dit deel van Zwitserland.

De Franken (534-888) in West-Zwitserland hebben geen Germaanse talen gesproken, maar Gallo-Romaans, waaruit zich het huidige Frans heeft  ontwikkeld.

De huidige taalgrens tussen de van oorsprong Alemannische en Franse taal lag rond het jaar duizend al in grote lijnen vast.

(Bron: U. Leuzinger (Red.), Römer,  Alamannen, Christen, Thurgau, 2013).